Van Castelnaudary naar Le Mas
d'Agenais
Canal du Midi, Canal Latéral à la Garonne, Baïse
1 augustus – 15 augustus 1998
Donderdag, 30 juli
Om de 'zwarte zaterdag' van 1 augustus op de Franse wegen te
vermijden, vertrekt de groene Audi al op donderdagmorgen richting Frankrijk.
Inzittenden zijn: papa Wim, mama Annemie, kinderen Maarten en Alexander en
au-pair Michelle. Ondanks ons ferme besluit dit jaar het bagagevolume tot een
strikt minimum te beperken (de povere bergruimte op de boot van vorig jaar
indachtig), moet de hoogteregeling van de wagenlichten toch op de laagste stand
ingesteld worden. Michelle laat met de tranen in de ogen een dozijn paar
schoenen achter, aangezien het quotum noodgedwongen gelimiteerd werd tot drie.
Met een stevig ontbijt achter de kiezen, vertrekken we
richting Saint-Flour, een goede 900 kilometer zuidwaarts. Kruissnelheid is een
schamele maar niet-stresserende 100 kilometer per uur, zodat we een halve dag
later de afstand overbrugd hebben. Ter plaatse brengt een duik in het
hotelzwembad ons weer bij positieven.
Vrijdag, 31 juli
De tweede reisdag wordt besteed aan een westelijke rondrit
langs de Gorges de la Truyère, met een indrukwekkend geheel van
hydro-elektrische installaties die de rivier temmen. We zijn vroeg uit de veren,
gebrand als we erop zijn om deze streek op de grens van de zuidelijke Auvergne
en de Rouerge te verkennen. Dat is echter buiten de waard gerekend. De waard,
die kennelijk vannacht onze linker achterband een iets minder gestroomlijnd
uitzicht bezorgde. En waar zit het reservewiel? Inderdaad, onder die
zevenhonderd kilogram bagage (schatting van de rijkswacht). Het euvel zelf is
evenwel snel verholpen en de valiezenstapel lijkt nadien voorwaar wat compacter.
's Namiddags verruilen we de Truyère voor de Lot, die ons
verder zuidwaarts laat stranden in een 'bed & breakfast' in Espalion. We
besteden het avondlijke uur aan het verbeteren van onze flatustechniek,
geruggensteund door de terzake deskundige Michelle.
Zaterdag, 1 augustus
Na een nacht 'zwanger van onweer' (zoals dat in de literatuur
heet), reizen we in een miezerig regenweer 250 kilometer zuidwaarts naar
Castelnaudary. Dat is een provinciestad in de Haut- Languedoc, een halfuur
rijden van Toulouse.
We maken niet dezelfde fout als vorig jaar, toen we al om
acht uur 's morgens de rederij (Crown Blue Line) bestormden, in de hoop een
uurtje later het Canal du Midi te kunnen teisteren. Wisten wij toen veel dat de
boten pas door de vorige eigenaars afgeleverd worden in de voormiddag ... De
azijn pissende hostess meldt dat onze 'Buccaneer l' om vier uur vertrekkenklaar
zal zijn, zodat we eerst bij een Italiaan onze buikjes vullen en in de
supermarkt zoveel inkopen doen dat het zicht achterwaarts in de Audi Avant nu
volledig wegvalt.
De hilariteit bij de 'anciens' is even groot als de
ontsteltenis bij 'neofiet' Michelle, wanneer we de sluistrap niet vier
opeenvolgende sluisblokken bezoeken, waardoor we vorig jaar het 'bassin de
Castelnaudary' oostwaarts uitvoeren. Die overbrugt immers een hoogte van tien
meter en is al indrukwekkend van aan de kant, maar bepaald bloedstollend wanneer
je erin ronddobbert. Gelukkig verlaten we het gigantische waterbakken, dat
eeuwen lang dienst deed als overslagplaats voor de Languedocwijnen tussen
Béziers en Toulouse, dit jaar langs de andere kant.
Wim wijst beleefd de 'vaarles' van de hand en ontvangt meteen
zijn vaarbewijs, dat hem toelaat de Franse waterwegen twee weken lang onveilig
te maken. We enteren onze 'Buccaneer', een blauwwitte platbodem van twaalf meter
lang, met twee slaapkajuiten met elk een wasbak, een keuken met gasvuur en -oven
en een ijskastje.
Plots weerklinkt een ijselijke gil. Het is Michelle, die het
twaalfvolt haardrogertje ontdekt op de badkamer, waarmee je nog geen mier van de
wasbak kan blazen (gesteld dat je dat zou willen). Zij wenst zich dan ook
uitdrukkelijk bij de lezer te excuseren voor haar haartooi op de vakantiefoto's.
We laden Maartens en Alexanders meegebrachte fietsen op de boot en ook onze
gehuurde minifietsen, die je met gemak voorbij kan stappen, als je er maar even
de pas inzet, en schuiven meteen het dak van de leefruimte volledig open onder
de nog steeds betrokken hemel.
Om vijf uur is het dan zover: Wim stuurt de Buccaneer de
haven van Castelnaudary uit en Michelle mag al dadelijk even het roer in handen
nemen, en zwalpt met een zorgelijke gelaatsexpressie door het Canal du Midi. Na
een halfuur wacht de eerste sluis (van vele) ons reeds op. Het is even aanmeren
bij het houten pontonnetje op een collega die stroomafwaarts geschut wordt. Wim
en Annemie nemen met Michelle nog even de taakverdeling door voor het versassen
en even later glijden we voorzichtig de typisch ovaalvormige sluis in. De
sluiswachter geeft zowaar een complimentje aan schipper Wim, waneer hij zegt dat
dit blijkbaar niet de eerste keer is dat hij vaart. Meer hiervan ! In
tegenstelling tot vorig jaar, toen we voortdurend stroomafwaarts voeren, worden
we hier voor de eerste keer opgetild door het sluiswater. We ruiken weer de
vertrouwde geur van het mos op de sluiswanden en horen het gepiep van de oude
sluisdeuren die zich openen, zodat we onder de platanenrij kunnen verdertuffen
naar de volgende sluis, die we ook incidentloos 'nemen'.
Te vroeg gejuicht ... de driedubbele sluis 'Laurens', die
zeven meter overbrugt, wordt een nachtmerrie. Het aanvaarmanoeuvre verloopt
probleemloos naast de 'Atlantic' die op ons wacht. Michelle vergeet echter
achteraan de op de kade wachtende Annemie het touw toe te werpen. Wim duwt
daarom het achtereinde van de boot met een dot gas tegen de kaaimuur, waarbij
echter blijkt dat Michelle ook vooraan een geheel eigen techniek gebruikt heeft.
Zoals de nu wegdriftende boeg aangeeft, is het immers fout om het verkeerde eind
van het touw vast te knopen. Uiteindelijk krijgen we onze Buccaneer toch weer
onder controle, met het schaamrood op de wangen en onder de blikken van de
meewarig lachende bemanning van de Atlantic. De sluiswachter speelt blijkbaar
het spelletje mee, want hij opent de geautomatiseerde schotten zo bruusk dat het
door de twee eerste sluiskommen binnenkolkende water ons een ongevraagde douche
bezorgt. Zoet is echter de wraak wanneer de Atlantic even later zelf met de
touwen in de sluisdeur verstrikt geraakt en bij het vullen van de derde sluiskom
meters meegesleurd wordt. Onder het motto 'Alle hens aan dek' loopt de
voltallige bemanning roder en roder aan bij hun stuntelige pogingen om de boot
met touwen en stokken weer tegen de sluismuur te krijgen.
We besluiten de dag met de dubbele sluis van 'Roc' en meren
even verder om half acht de boot aan bij twee platanen. Annemie ziet een bever
voorbij het keukenraampje zwemmen, terwijl ze het avondeten klaarmaakt. Mogelijk
speelt de zalige 'Nuit d'Octobre', een merkwaardig zoete, sterk alcohol houdende
wijn, haar parten, want de volgende morgen ligt een paar kilometer verder een
enorme bruine rat dood op de oever. Een broertje van de vermeende 'bever'?
Bij het gezellige licht van de olielampjes smaken de ravioli
en het stokbrood uitstekend en worden ze overgoten met nog meer 'Oktobernacht',
gevolgd door -je bent in Frankrijk of niet- vele glazen Pastis. Een en ander
heeft tot gevolg dat Wim en Michelle behoorlijk over hun theewater in bed moeten
gestoken worden. Zij hebben dan ook geen last van de pomp in de buik van het
schip, die om het kwartier aanslaat om het overtollige water weg te pompen. Maar
Annemie doet die nacht geen oog dicht, terwijl het pijpenstelen regent.
Zondag, 2 augustus
Annemie is dan ook degene die 's morgens met het fietsje
brood gaat kopen in het nabijgelegen dorpje Labastide d'Anjou, terwijl Michelle
en Wim verwoede pogingen doen hun houten hoofden van hun respectievelijke
hoofdkussens te tillen.
Om halftien duiken we met twee andere boten de sluis 'La
Méditerranée' in, die ons in het hoogstgelegen kanaalstuk brengt. Daar leggen
we aan bij het jaagpad net voor 'La Ségala'. We besluiten iets aan de conditie
te doen en naar het dorpje 'Baraigne' te fietsen. Wat een vergissing: vertrouw
nooit op een kaart zonder hoogtelijnen. Drie kilometer lijken er wel tien als ze
steil tegen een helling oplopen. We trappen ons verrot op onze kleine fietsjes
en Alexanders beentjes kunnen hem echt niet de heuvel op duwen. Zwoegend,
zwetend (en vloekend) rijden we het minuscule dorpje binnen, waar we ons van het
zadel laten vallen in het portaal van het kerkje. Maar wat een verrassing wacht
ons daar. Het twaalfde-eeuwse Romaanse kerkje is betoverend in zijn eenvoud en
was de trip meer dan waard. Bovendien gaat het nu weer bergaf, zodat we even
later doorheen de zonnebloemvelden naar beneden snorren. Opmerkelijk hierbij is
het vermogen van Alexander om, hevig van links naar rechts slingerend, toch niet
tegen de vlakte te gaan.
We varen nog steeds in het vijf kilometer lange hoogst
gelegen kanaalpand, waar we halt houden bij de 'Seuil de Naurouze', het
'kraantje' van het gehele Canal du Midi. We staan hier exact op de scheiding van
de wateren die leiden naar de Middellandse Zee en naar de Atlantische Oceaan.
Van hieruit wordt het kanaal gevoed door water dat sinds 1665 aangevoerd wordt
via tientallen kilometers lange aanvoerkanaaltjes vanuit de 'Zwarte Berg', waar
bergbeekjes werden afgedamd en omgeleid. Het was ene Baron Riquet die zo bewees
dat er genoeg water kon aangevoerd worden om een kanaal te vullen zonder de
nabijgelegen rivieren uit te drogen. Dat was de voorwaarde om de toestemming te
verkrijgen om het 'Kanaal der Twee Zeeën' te graven. Zo zou eindelijk de droom
die al leefde bij de Romeinen, om de Atlantische Oceaan te verbinden met de
Middellandse Zee, in vervulling kunnen gaan!
Er werd veertien jaar gegraven met meer dan tienduizend man,
maar Riquet stierf uitgeput en berooid een half jaar voor de openstelling van
het kanaal. Dat loopt sindsdien van de Etang de Thau ten westen van Béziers,
naar Toulouse, waar het aansluiting geeft op de rivier de 'Garonne'. Eeuwenlang
intensief gebruikt door de binnenvaart, varen er nu enkel pleziervaartuigen op.
De sluizen kunnen immers geen schepen versassen die langer zijn dan dertig meter
of een diepgang hebben van meer dan één meter zestig.
Bij de 'Seuil de Naurouze' liet Riquet een enorm zeshoekig
waterbakken uitgraven om het water dat in de winter rijkelijk toestroomde vanuit
de bergen, te kunnen bewaren voor de droge zomermaanden. Aan de west- en de
zuidkant was er aansluiting op beide kanaaldelen. Al gauw verzandde het meer
echter zodat het moest worden 'kortgesloten' door een nieuw kanaalstukje en de
herbouw van de twee sluizen aan beide kanten even verderop. Ook hier
waterbouwkundige werken te kust en te keur, die het aangevoerde bergwater in
goede banen leiden: aquaducten, overlopen en schutsluizen. Majestueus is de meer
dan honderd jaar oude platanenlaan, die het dichtgeslibde spaarbekken nu
doorkruist.
Rond de middag varen we verder, waar de Océan-sluis
(toepasselijk, want de eerste sluis aan de oceaankant) ons voor het eerst weer
omlaag brengt. Dat moet voorwaar gepast gevierd worden met een glaasje van die
verraderlijke rode wijn, waarvan het vijflitervaatje nog lang niet uitgeput is.
Enkele minuten verder leggen we aan bij Port Lauragais. Deze
haven werd pas twintig jaar geleden gegraven, toen de autoweg A61 hier vlakbij
aangelegd werd. Vermoeide chauffeurs kunnen hier nu halt houden en langs het
kanaal even de benen strekken. We juichen ook het initiatief toe waarbij gratis
watersportmogelijkheden ter beschikking gesteld worden: Alexan-der en Maarten
peddelen even later over het recreatief vijvertje. Michelle maakt dan weer
kennis met het beruchte en gevreesde 'Franse toilet'. Een uurtje later laten we
de toch wat artificieel aanvoelende haven achter ons, even later op onze stappen
terugkerend om een vergeten pikethamer op te halen ... die uiteindelijk toch aan
boord blijkt te zijn. Ach, het fijne stuurwerk kan er maar baat bij vinden.
De volgende sluizen nemen we routineus, terwijl de
temperatuur geleidelijk aan aangenamer wordt. De dubbele sluis van Encassan was
oorspronkelijk een enkele. Toen de zeventiende-eeuwse kanaalbouwers het
sluispand voor de eerste keer met water vulden, stroomde het water echter royaal
over de sluispoorten. Oeps, berekeningsfoutje ...
Het is Michelle die onze boot de sluis van Renneville
uitstuurt. Dat gebeurt met opeenvolgende gelaatsuitdrukkingen van totaal
ongeloof in het welslagen van het manoeuver, een verwilderd-paniekerige blik en
tenslotte het sluiten van de ogen wanneer we de sluisdeuren passeren. Rond zes
uur leggen we aan vlakbij Villefranche-de-Lauragais, maar besluiten even later
tot een verhuis van een halve kilometer, omdat de autoweg hier vlak naast ons
kanaal loopt.
Vanavond is het smullen geblazen in een restaurant! Even
douchen en dan het fietsje op. Helaas besluit het jaagpad, geteisterd door de
aanhoudende regen van de laatste dagen, onze plannen meteen te dwarsbomen. Het
slijk zuigt onze minifietswieltjes vast en koekt zich aan de velgen, waardoor
trappen onmogelijk wordt. Daarom worden enkele fietsen even in het kanaal
gesopt, zodat we weer verder kunnen langs een landweggetje dat ons onder de
autoweg voert. Helaas, we komen zo terecht op een echte dodenweg, waar je van
geluk mag spreken als je onderbroek niet gegrepen wordt door het razende Franse
verkeer. Aangekomen in Viliefranche, besluiten we toch maar terug te keren,
omdat een route langs dezelfde weg bij avond en zonder fietslichten
onverantwoord lijkt.
De gemodderde fietsen op de boot gegooid, starten we de motor
weer om in Gardouch ons culinair geluk te beproeven. We varen via het aquaduct
gebouwd in 1686 over het riviertje de 'Lers', waar Wim een stapje mist bij het
opstappen en met één been in het kanaal stuikt, terwijl hij zijn camera nog
net op de boeg kan gooien. Intussen staat Maarten te krijsen in de badkamer,
waar hij de modder van daarnet aan het wegdouchen is, maar de kranen geblokkeerd
blijven zitten in de ‘open’ stand. Dit was voorwaar een avondje niet de
nodige beproevingen.
Met maagjes, die intussen knorren aan orkaankracht, gaan we
in ganzenrij op zoek naar het restaurant 'La Marotte'. Onze kanaalgids leert ons
dat dit gesloten is op dinsdagavond en op woensdag. Lekker niet: het uithangbord
ter plaatse voegt hier immers 'zondagavond' aan toe. Michelle stort zich op een
bak verse geraniums met een lichaam dat erom smeekt om gevoed te worden. Om
kwart over negen klimmen we weer aan boord, waar we alle beschikbare
ingrediënten combineren tot een salade met spekreepjes, tomatensoep en
aardappelen met tonijnpastei en liters drank om het lijden te verzachten. Zo
storen we ons de tweede nacht niet aan de pomp, die alweer om de haverklap
aanslaat.
Maandag, 3 augustus
's Morgens gaan Wim en Michelle brood kopen bij de bakker van
Gardouch. Althans, dat is de bedoeling, want die blijkt gesloten. Dan maar een
oud vrouwtje aangesproken om raad te vragen. Het licht surrealistische gesprek
gaat als volgt. Wim: "Is er een bakker open in het dorp?"; oud
vrouwtje: "Natùùrlijk niet, het is toch maandag!"; Wim: "Waar
kopen jullie je brood dan 's maandags?"; oud vrouwtje: "Nergens. We
wachten tot dinsdag."
Onverrichterzake trappen we met onze fietsjes dan maar weer
richting kanaal, waar onze kanaalgids een waterfoerageerpunt vermeldt. Hoog tijd
om onze geslonken watervoorraad aan te vullen. Gardouch besluit ons op de
valreep een laatste keer te grazen te nemen. Er is immers geen draaiaansluiting
voor onze waterslang, enkel een drukkraantje voor fietsers die zich even willen
verfrissen. Het kost ons dan ook drie kwartier en drie blauwgedrukte duimen om
ons reservoir met behulp van de zwaartekracht gevuld te krijgen.
Het moge intussen duidelijk zijn: wie langs Gardouch vaart,
heeft er alle belang bij om de gashendel stevig ingedrukt te houden en zonder
verpinken verder te varen. Dat besluiten wij nu ook te doen en met hetzelfde
gevoel als datgene, waarmee we hier aankwamen, namelijk dat van honger, starten
we ons 42 pk dieseltje. Annemie vaart ons over het aquaduct van Gardouch, door
de sluis van Gardouch en de dubbele sluis van Laval.
Hier meren we aan om via een bekoorlijk wegje doorheen de
velden naar Saint-Rome te fietsen, nog steeds terend op chocolade en speculaas.
Maar Saint-Rome is absoluut schitterend. Het is 120 jaar geleden ontsproten aan
het brein van een markies die daar het kasteel bewoonde en een bereisd man was,
die de paternalistische socialistische ideeën van zijn tijd aanhing. Hij
besloot daarom om in de geest van de wereldtentoonstellingen de verre culturen
bij zijn arbeiders te brengen en bouwde er voor hen huizen in de meest diverse
stijlen zij aan zij zoals Duitse, Vlaamse, Moorse, Oostenrijkse, Turkse. De
'Mairie' is piepklein in vergelijking met het kasteel dat met Griekse zuilen
pronkt. Een bevreemdende ervaring temidden van de zonnebloemvelden!
Op de terugweg besluiten we van tactiek te veranderen in onze
zoektocht naar voedsel en onze krachten te splitsen. Zo fietst Annemie een
tiental minuten later doorheen het veld naar Villenouvelle, waarna de anderen
haar wat verder langs het kanaal weer zullen oppikken. Nog even wuiven naar
gestresseerde automobilisten vanop de brug en dan naar de boot, waar we alvast
de koffie zetten. Bij aankomst blijkt Annemie de culinaire wanhoopstocht
verdergezet te hebben, want ook in Villenouvelle is er geen open bakkerij te
vinden. Uiteindelijk vindt ze nota bene in een tabakswinkel enkele 'baguettes'.
We vertrekken weer rond het middaguur om de sluis van Négra
te halen voor het heilige lunchuur van de sluiswachter. De sluis heeft een -voor
het Canal du Midi- opmerkelijk groot verval van vier meter. Her kunnen we
eindelijk aanleggen om te ontbijten ... sorry, om te brunchen.
En verder gaat het langs dit erg mooi en rustig kanaalstuk
richting Toulouse. Het weer is wisselvallig met plaagzieke buitjes, die maken
dat we ons dak haast continu open en toe moeten schuiven. We varen onder de
mooie brug van Montesquieu-Lauragais en door de sluis van Sanglier, een dubbele,
nochtans met een totaal verval van niet meer dan 3,73 meter.
Het aquaduct van Ayguesvives is een waterbouwkundig
meesterwerkje uit 1687. De muren ervan liggen nagenoeg op waterniveau, zodat het
viaduct ook dienst kan doen als overloop van het kanaal. Het parallelle brugje
werd aangelegd voor de trekpaarden van de schuiten, die hier eens zo talrijk
voeren, geladen met de Languedoc-wijnen. Even verder wacht de sluis van
Ayguesvives ons op: dat was eens een dubbele sluis, die twintig jaar geleden
aangepast werd voor de moderne scheepvaart net zoals de zeven andere sluizen die
ons scheiden van Toulouse. De tot 39 meter verlengde sluizen maken dat spitsen
tot 38,5 meter dit gedeelte van het kanaal weer kunnen bevaren. De eerste
sluiskom ligt er sindsdien werkloos bij.
Een kilometertje verder geraken we over de parking van een
garage bij een supermarkt, waar we ons te buiten gaan aan allerlei lekkers, onze
voedselsnood van gisterenavond indachtig. We slepen de zwaarbepakte rugzakken
weer kanaalwaarts, waar het rond half vijf door de sluis van Montgiscard gaat,
ook een voormalige dubbele die gemoderniseerd werd.
Dan volgt een prachtig kanaalpand van een uur varen: tijd
voor het lezen van een boekje op het dak, onder de voorbijschuivende platanen.
En het testen van de snelheid van de boot: we beschikken enkel over een
toerenteller, die ongeveer 2200 aanwijst, maar ons in het vage laat over het
aantal afgelegde kilometers per uur. We leggen de 7,5 kilometer af in 54
minuten: de topsnelheid (sic) van 8,4 kilometer/uur is dan ook heel wat meer dan
de door de rederij opgegeven 6 km/uur.
Het weer wordt nu echt beter met een stralende zon, die nog
wel wat getemperd wordt door een vrij sterke wind. Die hindert blijkbaar het
stuurwerk bij het binnenvaren van de sluis van Vic, althans zo beweert
Michelle... Tien minuten later wacht ons de laatste sluis voor vandaag, ook ooit
een dubbele, met een verval van vijf meter. De reden dat een paar eeuwen geleden
die hoogte enkel kon overwonnen worden met behulp van een dubbele sluis, ligt in
de gebruikte materialen. De houten sluisdeuren zouden zondermeer barsten onder
de druk van vijf meter water. De gehanteerde bouwlimiet was daarom drie meter
verval. Maar toen kwam het staal ... We wennen ook maar beter aan de rechte
sluismuren, want met de vorige sluis lieten we de typische ovaalvormige sluizen
achter ons. Die zijn wel erg pittoresk en geven een mooi perspectief op de foto,
maar zijn niet erg praktisch bij het in- en uitvaren. Vanaf hier zijn de
kademuren zowel horizontaal als verticaal lijnrecht met exact dezelfde
afmetingen (de 'Freycinet'-sluis).
Het uitzicht van het kanaal verandert hier drastisch, doordat
aan een kant alle platanen gekapt werden, die al vanaf dag één onze trouwe
metgezellen zijn. Maar de zon maakt veel goed en bij Rarnonville-Sainte-Agne
hervinden we onze oude vrienden weer. Hier ligt aan bakboord een lange
aaneengesloten rij van 'péniches', dertig meter binnenschepen die omgebouwd
werden/worden tot woonboten. De meeste eigenaars onderschatten blijkbaar het
onderhoud na aankoop, want het merendeel van de kanaalreuzen ligt er vrij
groezelig bij.
Ondanks de nutsvoorzieningen in de haven, besluiten we de
drukte te mijden en meren twee kilometer verderop aan aan bakboord, weg van het
jaagpad, waar joggers en fietsers ons zouden kunnen storen. We klimmen op het
dak voor een aperitiefje en bemerken zo een paar honderd meter verder aan de
andere kanaalkant een hotelcomplex mèt een 'Buffalo Grill' restaurant. Eén
blik naar elkaar volstaat om te begrijpen dat vanavond niemand nog enig culinair
risico wil nemen. Dan maar even afmeren, het kanaal oversteken, pakketten
hameren en weer aanmeren. Het eten is wat ervan te verwachten viel: OK voor een
spotprijs.
Een uurtje later staan we al terug op de boot, waar weer
hetzelfde ritueel volgt: afmeren bij het jaagpad, kanaal oversteken en daar
aanmeren onder de platanen. Michelle is het Noorden even kwijt, wanneer ze
besluit te testen of een stalen piket al dan niet zinkt. Het antwoord kennende,
maakt ze het achtereinde van de boot dan maar vast aan een boomstam.
Deze eerste echte zomeravond wordt gepast afgesloten met een
drankje op het dak. Wim ligt hier op zijn rug naar het bladerdak te kijken,
terwijl Annemie en Michelle beneden nog wat rommelen. Wanneer hij even door de
zijdelings gekantelde dakraampjes kijkt waar zijn reisgezellen blijven, blijkt
de timing perfect: Michelle heeft zich net op dat moment ontdaan van alle
kledingsstukken om zich te nestelen in haar pyjama. Wim wendt uiteraard zedig de
blikken af.
Bij pot en pint besluiten we die nacht de 'piemelprijs' in
het leven te roepen. Die zal elke avond uitgereikt worden aan diegene die zich
die dag 'piemelig' gedragen heeft, wat zoveel is als 'onhandig' of 'klunzig'.
Met eenparigheid van stemmen aanvaardt Michelle als eerste deze wisselbeker. Op
haar palmares prijken vandaag de 'verdronken' piket, het gepruts in de sluis van
Vic en de memorabele striptease.
Nuchter naar bed gaan valt niet aan te raden op deze boot.
Rond vier uur wordt Wim wakker van de pomp, die net zoals de vorige nachten
overwerk doet. Maar nu pompt ze om de tien minuten een paar emmers water weg,
zonder dat het regent... Bovendien kan je in de kajuit van Wim en Annemie
duidelijk water horen lopen. Een inspectietocht via de bodemluiken bevestigt ons
bange vermoeden: ons drijvend huis is lek !
Dinsdag, 4 augustus
s' Morgens verwittigen we met de GSM Crown Blue Line en nog
geen uurtje later staat de technicien er. Wat een reactiesnelheid! Bleek de
telefoniste begrepen te hebben dat de pomp telkens tien minuten lang bleef
pompen en niet om de tien minuten. Ach, wij kunnen maar wel varen bij haar vrees
dat de CBL-vloot gereduceerd werd.
De technicien stort zich -letterlijk- in de motorruimte, waar
bij met waterhardende pasta een gat ter grootte van een ei dicht net onder de
waterspiegel. De brave man heeft bovendien ook een extra piket bij. En Michelle
is intussen brood gaan halen. Het leven is dus weer mooi en om half elf tuffen
we de laatste kilometers naar Toulouse in.
Het is verbazend dat net voor de grootstad het kanaal zijn
allermooiste pak heeft aangetrokken: de zich in het water spiegelende
platanenrijen zijn perfect onderhouden en er heerst een absolute stilte.
Dat is een kwartier later wel even anders, wanneer we hoog
boven een autostrade naast een met graffiti bekladde muur de stadsgrenzen
overschrijden. De tocht door de stad is onwezenlijk na de rust van het Canal du
Midi. Auto's scheuren links en rechts voorbij, dan weer eens boven het kanaal
dan weer eens vele meters lager. Een muurtje verhindert dan dat we het kanaal
uitvaren en ons tussen het stadsverkeer parkeren.
Het besluit is al snel genomen: we schrappen het geplande
bezoek aan dit nochtans bruisende centrum en haasten ons weer naar de kalmte van
het kanaal buiten de stad. Halverwege botsen we op ons eerste rode licht, waar
een draaislang boven het kanaal hangt. Met een kwartdraai in tegenwijzerzin geef
je hiermee te kennen dat je de hier net voorbij een bocht gelegen sluis in wil.
We draaien ons een ongeluk, maar het rotlicht blijft op rood staan. Dan maar
Michelle aan wal gezet die, wadend door de brandnetels, op inspectietocht gaat.
De sluis vult zich net, wat hier de nodige tijd neemt, gezien de afmetingen en
het verval van meer dan zes meter. We nemen deze voormiddag ook nog de laatste
twee sluizen van het Canal du Midi.
Het is half één en we zijn 65 'vaarkilometers' verwijderd
van onze startplaats Castelnaudary, wanneer we de 'Port de I'Embouchure'
binnenvaren. Dat is de plaats waar het Canal du Midi stopt en het Canal Latéral
á la Garonne begint. Tot in de helft van de negentiende eeuw voeren de
schippers hier via een kort verbindingskanaaltje (het 'Canal de Brienne') de
Garonne op. Navigatie op dit stuk van de rivier was echter niet zonder gevaren,
zodat de overheid bleef spelen met het idee om het Canal du Midi ten westen van
Toulouse te verlengen tot bij Bordeaux. Zo zouden de schepen eindelijk in een
kunstmatige, dus volledig controleerbare, bedding kunnen varen van de
Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan (en vice versa). De graafwerken
startten in 1839 en het Canal Latéral á la Garonne werd geopend voor de
scheepvaart in 1856. Het is meer dan tweehonderd kilometer lang en het wordt
gevoed door de Garonne en de Tarn. De sluizen waren oorspronkelijk dertig meter
lang, maar werden alle verlengd tot veertig meter in de zeventiger jaren. Er
varen nog enkele 38 meter vrachtschepen met granen en petroleumproducten, maar
enkel aan de westkant.
In het relaas van een schipper, die dit kanaal een aantal
jaren geleden 'deed', lezen we: "Het kanaalgedeelte van Toulouse naar het
veertig kilometer verder gelegen Montech is ronduit saai: tien sluizen, over de
gehele afstand hetzij een snelweg, hetzij een spoorbaan naast het kanaal, en de
vaarweg zelf recht en zonder verrassingen." Hij vergat nog de lelijke
industriegebouwen te vermelden die de eerste twintig kanaalkilometers sieren ...
We negeren dit kanaalstuk dan ook finaal en overbruggen in
één ruk de afstand tot Montech. Maar dat is buiten Maarten gerekend die op dat
moment aan het stuur zit. Terwijl Wim notities neemt voor dit verslag, kijkt hij
even op en merkt dat Maarten aandachtig het centrale stuurdopje zit te
bestuderen, dat losgekomen is. Een nanoseconde later realiseert Wim zich dat we
haaks op de oever afstevenen. Hij springt op en kan nog net een frontale botsing
voorkomen door bruusk het roer om te gooien. Onze snelheid ligt echter nog veel
te hoog en we lopen aan de grond. Michelle en Wim krijgen met het nodige duw- en
trekwerk de boot weer los, maar misrekenen zich beiden bij het weer aan boord
springen van het wegdriftende schip. Maarten is er het hart van in en weent
tranen met tuiten. Veel tijd om hem te troosten is er niet, want daar komt onze
eerste automatische sluis al aan !
Een honderdtal meter voor de sluis hangt de draalstok,
waarmee je het sluismechanisme in werking zet. De sluis vult zich (indien nog
niet gebeurd) en de poorten draaien open. Na het binnenvaren blijft een lid van
de bemanning aan de kant, waar hij met een hendel of knop de sluiscyclus
completeert: de bovendeuren sluiten, de onderschotten openen zich en enkele
minuten later zwaaien de onderdeuren open. Dan is het enkel nog de kwestie om
niet te vergeten je collega-aan-de-kant op te pikken bij het trapje achter de
onderdeuren en de reis kan verder gaan. Niks moeilijks aan dus, te meer omdat de
sluizen zelden een verval hebben van meer dan 2 meter.
s' Middags eten we een slaatje, dat Wim al sturend lepelt uit
een grote slakom. Het weer is perfect: stralende zon met een verkoelende bries.
Het is dan ook zonnecrème smeren geblazen.
De vijf liter bus van een regionale rosé biedt soelaas voor
de saaie aanblik van dit kanaalstuk. Maar de combinatie met de zonnegloed brengt
onze fijne motoriek danig in de war en zwalpend varen we over kanaalbruggen en
door sluizen. We merken nu ook hoe moeilijk het is om recht te blijven varen op
een recht kanaalstuk met een stevige zijwind: dat gaat warempel beter onder
invloed van alcohol (of anders heb je er gewoon minder last van). Michelle roept
naar alle vissers en joggers 'Bessjoerr' (de Afrikaanse semi-fonetische
transscriptie van 'Bonjour') en Annemie vist de stootboei op die we verliezen
achter een sluispoort die we niet echt nauwkeurig meer kunnen nemen. Zo varen we
lallend door de laatste kilometers van het Haute-Garomme departement, dat we
verruilen voor de Tarn-et-Garonne. Hier wordt het kanaal toch geleidelijk aan
weer wat aardiger en voert het door perfect onderhouden boomgaarden in deze
fruitstreek.
Even aantikken tegen de oever, een klein aanloopje, een
sprintje en we zijn alweer een voorraadje blozende appeltjes rijker. We
vervloeken wel de eigenaars die hun gewassen beschermen met stekelige
acaciahagen.
Omdat onze kanaalgids een restaurant aanwijst te Montbartier,
proberen we er aan te meren. Geen sinecure, want het waterpeil staat door de
aanhoudende droogte zowat een halve meter lager dan normaal en de wieren tieren
welig in de zomerzon, zodat je hier de kant best niet te dicht nadert. Maar de
redding is nabij als we even verder een baggerschuit opmerken, waarnaast we
kunnen aanmeren. Wim tart het noodlot als hij, balancerend op de lege modderbak
probeert uit te leggen hoe je een boot kan betrekken door op de boven het water
hangende koord te gaan staan. Helaas onderschat hij het effect van de met
alcohol overgoten namiddag en dondert hij in het kanaal. Wanneer hij proestend
bovenkomt, gieren zijn kompanen het uit van het lachen.
Een korte opfrisbeurt is genoeg om ons min of meer
opgekalefaterd naar het dorp te laten stappen, Annemie voorop met de kanaalgids.
En ja hoor: het waardeloze vod (de gids, niet Annemie) legde ons weer in de
turen: twintig minuten stappen leren ons dat er in dit boerengat hoegenaamd geen
restaurant te vinden is. We varen dan nog maar een paar kilometer verder, waar
we aanleggen bij het Woud van Agre, even voor de sluis van Lavache. Honger is de
beste saus: de kip met rijst smaakt dan ook overheerlijk! Laat wordt het die
avond niet, want we vallen allen uitgeput in onze kajuit en slapen onze roes
uit.
Woensdag, 5 augustus
Annemie haalt op deze stralende morgen het brood in Montech
waar ook een zijkanaaltje vertrekt naar Montauban, dat helaas niet meer
bevaarbaar is. Onmiddellijk na het afgesloten zijkanaal ligt ook de eerste van
vijf sluizen over een lengte van twee kilometer, die handbediend worden door
drie sluiswachters. De eerste heeft er duidelijk geen zin in vandaag: begeleid
door een continu gebrom en gemompel ('sciant', 'merde' enz.) bedient hij de
sluizen met een waar slakkengangetje. Michelle gaat hem dan maar helpen, wat
zijn lijden toch wat schijnt te verzachten. Na de eerste sluis volgt hij ons in
zijn wagentje naar de tweede sluis, waar het scenario zich herhaalt.
Sluiswachters twee en drie zijn echter wel weer zonnestraaltjes, zodat ons
humeur er niet onder lijdt. Hier steken Alexander, Maarten en Annemie een handje
toe, zodat we anderhalf uur later de sluizenreeks door zijn. Geen wonder dat
enkele tientallen meters aan de rechterkant een 'hellend vlak' aangelegd werd,
zoals in het Belgische Ronquières, dat de handelsschepen in een ruk over het
volledige niveauverschil duwt!
Vanaf hier roept het kanaal weer herinneringen op aan het
Canal du Midi, op de kaarsrechte sluiskommen na. De volgende sluiswachter is er
een met humor, die Annemie continu aanspoort bij het draaien van de deuren, maar
vooral bij het zware werk van het schotten ophalen.
Het is middag en we leggen aan net voor de sluis van Prades
(nummer achttien alweer op dit kanaal) en maken een fietstochtje doorheen het
ingedommelde Castelsarrasin, waar we nog net vijf appeltaartjes vinden bij de
bakker in de schaduw van de dertiende- eeuwse kerk. Veel meer valt hier niet te
beleven, want nagenoeg alle andere getuigen van het verleden zijn verdwenen.
Om half twee versast de sluiswachter ons, geholpen door Wim,
en dan gaat het verder naar de sluis van Castelsarrasin, nummer één van vier
over 3 kilometer. De eerste twee ervan worden bediend door een jobstudent, die
zich de benen vanonder het lijf loopt om elk oponthoud te vermijden. Daarna is
de synchroniciteit even zoek, maar ach wat, we hebben alle tijd. Bovendien is de
sluiswachter hier niet bepaald onknap, zodat Michelle de wachttijd aangenaam
doorbrengt.
Ondanks de vier sluizen stroomafwaarts, varen we toch nog een
tiental meter boven de omliggende velden, die zachtjes aflopen naar de Tarn,
waar we even later overheen varen via de prachtige kanaalbrug van Cacor. Zoals
vaak duiken we ook hier onmiddellijk na het aquaduct een sluis in. Nog twee
sluizen scheiden ons van Moissac, die beide de nodige problemen opleveren, omdat
het wier zich hier onverbiddelijk rond de schroeven windt bij elk manoeuver.
In Moissac nadert het kanaal de Tarn tot op enkele meters. Je
kan er op aanvraag via een sluis in de rivier afdalen, die zich enkele
kilometers verder dan weer in de Garonne werpt. Daar werd een enorme watervlakte
van vierhonderd hectare aangelegd, tot groot genoegen van de watersporters. Maar
vanaf dat meer is de Garonne stroomop- noch stroomafwaarts bevaarbaar.
Moissac zelf, een belangrijke etappe voor de
Compostella-bedevaarders, heeft veel meer te bieden in de vorm van het timpaan
van het zuidportaal van de abdijkerk. Dat behoort tot de absolute meesterwerken
van de Romaanse beeldhouwkunst en is ook na bijna negen eeuwen nog adembenemend
mooi. De abdij zelf pronkt dan weer met haar kloostergang, die als de mooiste
van de wereld wordt beschouwd. 76 prachtige elfde-eeuwse kapitalen op enkele of
dubbele zuilen: de perfectie van de Romaanse beeldhouwkunst. De meeste ervan
verhalen op hun vier zijden een heiligenleven: een in steen gebeiteld
stripverhaal. Maarten is apetrots als we Sint-Martinus ontdekken, de ridder die
zijn mantel in twee snijdt om een bedelaar van kleding te voorzien. Spullenhulp
'avant la lettre' als het ware.
Maar een mens kan niet van cultuur alleen leven, dus we
brengen de balans weer in evenwicht met de aankoop van vijf liter van de
heerlijkste Muscat. En wat verschaft meer genoegen dan, bij het nippen van een
glas ijsgekoelde wijn, even te toeteren en een voetgangersbrug voor je zien open
te zwaaien? Zo varen we tussen hoge bakstenen kademuren Moissac uit, die je de
waan geven op de Brugse reien of de Amsterdamse grachten te toeren.
Het kanaal wordt nu veel bochtiger en de omgeving
heuvelachtiger. We nemen de automatische sluis van Espagnette met een miezerig
verval van een metertje en plannen nog net op tijd (voor half acht) de volgende
te halen. Dan geraken we bij het dorpje Malause, waar onze kanaalgids een
restaurant en een bar aanprijst. Maar we komen enkele minuten tekort, zodat we
een uurtje later in de zwoele avondlucht over het jaagpad naar het dorpje
fietsen. En oh ja: natuurlijk ligt Malause ook weer flink wat hoger dan het
kanaal. Bovendien werden de horeca-uitbaters blijkbaar van onze komst op de
hoogte gebracht: het restaurant heeft zijn wekelijkse sluitingsdag, terwijl op
de bar doodleuk het bordje hangt 'Fermé aujourd'hui. Ouvert Ie jeudi matin.'
Onder het uiten van een sliert verwensingen stuiven we weer naar het kanaal. Het
is een perfecte avond om ons fonkelnieuw barbecuestelletje (slechts 200 frank
bij Blokker!) uit te proberen. Oh ja: daar heb je houtskool voor nodig... Wim
heeft echter onderweg mensen zien braden en, terwijl de kinderen met Michelle
alvast naar onze boot toe peddelen, gaat hij samen met Annemie op bedeltocht.
Annemie's uitgehongerde blik doet wonderen bij de autochtonen, want zij schieten
meteen de schuur in om ons te voorzien van de nodige beukenhouten blokken. Met
sparrenhout en krantenpapier voor de aanmaak. We zijn dus nog niet meteen aan
eten toe.
In ijltempo gaat het 'huiswaarts', ons kartonnen houtdoosje
stevig op de bagagedrager geklemd en bereid het tot de dood te verdedigen tegen
mogelijke barbecuebelagers. Nog geen halve kilometer voor onze aanlegplaats
ontwaren we echter in het schemerdonker een gigantisch wegrestaurant, waar we
daarnet klakkeloos voorbijgereden zijn. Annemie is nog aan het nahikken van een
zenuwlach, zodat ze de ketting niet ziet die over het jaagpad gespannen is. Ze
wordt over haar voorstuur gekatapulteerd en belandt met een smak op het grind
naast het kanaal. Gelukkig werd het hout op Wims fietsje vastgebonden! Annemie
voegt met het ongeval enkele blauwe kneuzingen toe aan haar door de bootreis
reeds behoorlijk toegetakelde lichaam.
Het vuurtje wordt op de kanaalrand opgesteld en spoedig
laaien de vlammen hoog op, zodat we een uur of twee later - eindelijk - de
vleesspiezen over de gloeiende kolen kunnen schuiven. De wachttijd wordt nuttig
opgevuld met het nuttigen van de alcoholrijke Muscat ... twee liter ervan.
Annemie slaagt er desondanks toch nog in de aardappeltjes aan de kook te krijgen
en ontblikt de aspergesoep. Michelle kleeft intussen gaas voor de ramen, mochten
de muggen vannacht plots besluiten toch toe te slaan. Want tot nu toe was alles
peis en vree op nachtelijk insectengebied. Michelle en Wim ondervinden echter
tot hun scha en schande dat spinnen ook bijten. En hoe !
Donderdag, 6 augustus
Terwijl we wakker worden, stopt langszij een 'R4'-tje van de
VNF (Voies Navigables de France). Een supervriendelijke mevrouw komt even
informeren hoe laat we ongeveer door- reizen. Kwestie van de tweede sluis die
ons wacht en handbediend is, alvast te laten vollopen. Wat een service!
Bij het ongeluksdorpje van gisterenavond vullen we onze
watertanks. Maar één welgemikte straal volstaat om een gigantisch watergevecht
te starten, dat afgesloten wordt met een stevige douche, inclusief shampoo en
douchegel. Ook onze vervoermiddelen (gemodderde boot én fietsen) worden grondig
onder handen genomen en blinken even later als een spiegeltje. Malause verwent
de watertoeristen, want we kunnen het ontbijt zowaar nuttigen op speciale
picknicktafels. Van beton weliswaar, maar dat kan de pret niet bederven. Enkele
boten varen onze richting uit, waarvan er een als levend boegbeeld een blonde
stoot heeft. Ze houdt het gezelschap van een absoluut walgelijk heerschap, die
aan het roer staat. Zonder twijfel haar papa.
Bij de automatische sluis van Braguel is het even wachten.
Het ter plaatse blijven liggen, een manoeuver dat een stuk moeilijker is dan het
lijkt, gaat van langsom beter, zodat we het vermoeiende 'pikketjes slaan en de
boot bijtrekken' voortaan achterwege kunnen laten. Een 'Crusader' -een Crown
Blue Line broertje- toetert in de verte om met ons te kunnen versast worden. We
zakken samen door de volgende drie sluizen en zeven meter lager tuffen we het
kanaalstuk in dat voorbij Valence d'Agen voert. De voormalige bastide heeft nu
niet veel meer te bieden uit het verleden dan het geometrische stratenpatroon,
dus we laten het ook maar links liggen (of 'rechts' om correcter te zijn).
Daarna gaat het langs de atoomkracht- centrale van Golfech, een valse noot in
dit idyllische landschap.
Kort na de middag varen we via een kanaalbrug over de
Barguelonne. Vanop het dak werpen we een blik over de brugreling. Voor onze ogen
ontvouwt zich een lieflijk riviertje dat zich slingert tussen de keien die het
in ruwere tijden vanuit de bergen aangevoerd heeft. Een perfect plaatsje voor
een 'strand'-namiddagje ! We leggen aan bij een van die lelijke
standaardbruggetjes, die overal dit kanaal overspannen en schuiven voorzichtig
naar de rivierbedding. Dan volgen vele ontspannen uurtjes, waarin we ons eigen
zwembadje creëren door het bouwen van een dam, luieren in de zon, vele glaasjes
rode wijn drinken en ons afkoelen in het kristalheldere water temidden van
duizenden visjes, die verbaasd heen en weer zwemmen voor onze onnatuurlijke
barrière.
In de late namiddag gaat de reis verder richting het twintig
kilometer verder gelegen Agen. Het kanaal trekt vele kleedjes aan: dan eens kaal
met recent aangeplante boompjes, vervolgens weer chique met statige bomenrijen.
Alle opvarenden zijn verdiept in een boekje, uitgezonderd schipper Wim, die zit
te puffen achter het roer. Slechts drie automatische sluizen staan op het
vooravondprogramma, maar wat een opschudding bij de tweede van de reeks, die van
Le Noble.
Twee sluiswachters van de VNF gebaren wild gesticulerend om
er bij het binnenvaren van de sluiskom vaart achter te zetten. Blijkt dat het
geautomatiseerde sluismechanisme een eigen leventje is gaan leiden en de
sluisdeuren in een razend tempo opent en sluit. Het is dan ook met een bang
hartje dat we even later met een brullende motor de sluis uitstuiven, waarbij de
sluisdeuren zich inderdaad vlak achter ons toevouwen voor de verbaasde ogen van
collega's die stroomopwaarts willen. Komt een van de sluiswachters van daarnet
zich bij de laatste sluis van die dag, een klein half uur verderop, voorwaar nog
excuseren voor de paniekerige toestand !
We zijn nu in het Lot-et-Garonne departement, dat meteen
indruk maakt wanneer we rond zevenen Agen invaren langsheen een schitterende
dubbele wilgenrij, waar de zigeuners ons toewuiven van rond hun kampvuur. Beide
stadshavens kunnen ons niet bekoren, wegens kaal, ongezellig en verstrikt in het
wegennet. Maar we vinden in extremis toch nog ons plekje net voor de kanaalbrug
over de Garonne. Daar meren we aan onmiddellijk achter het laatste brugje,
vanwaar lokale tieners zich in het kanaal werpen om indruk te maken op hun
vriendinnetjes. Even later trekken we te voet het gezellige stadje in, de
hoofdstad van de 'gedroogde pruim'. Twee derde van Frankrijks productie is hier
immers geconcentreerd en je vindt ze in alle mogelijke gerechten terug: bij
vlees, vis, gebak, pralines, het houdt niet op.
De kronkelende straatjes zijn gevuld met de meest
uiteenlopende restaurantjes. Wim pikt er een Italiaans uit, hiertoe niet in het
minst verleid door het in een stralend wit kleedje met doorschijnende tanga
gehulde dienstertje, dat er op en neer paradeert. Het geheel lijkt zo uit een
filmscène geplukt en al keuvelend sluit de nacht zich rondom ons. Met een rond
buikje strompelen we weer naar onze woonboot, maken nog een wandelingetje over
de kanaalbrug en leggen onze dodelijk vermoeide lijven op de britsen.
Vrijdag, 7 augustus
‘s Morgens zijn we al vroeg uit de veren, want vandaag gaat
het richting Walibi, dat om tien uur zijn deuren opent. Michelle begint de dag
met het tegen de grond kwakken van een half dozijn eieren en is daarmee op dit
vroege uur meteen al verzekerd van de dagelijkse piemelprijs. Daarna vat ze post
bij de 'slurf, waarmee we om precies acht uur, wanneer de lichten op de
sluisvoorpost aanroepen, de eerste sluis van een reeks van vier tot leven
wekken.
Maar eerst steken we de Garonne over via een indrukwekkende
kanaalbrug. Over zeshonderd meter en 23 bogen voert ze ons twaalf meter boven de
rivier naar de linkeroever, waar het kanaal zijn weg vervolgt. In lang vervlogen
tijden, voor de bouw van dit waterbouwkundig meesterwerkje, zouden wij in Agen
eerst naar de rivier hebben moeten afdalen. Vervolgens zou het enkele kilometers
stroomopwaarts gegaan zijn, waar we weer zouden versast worden naar het kanaal,
waarin we de reis in de oorspronkelijke richting zouden verderzetten. Dat stuk
van het kanaal werd intussen gedempt, maar de aanzet ervan bemerk je nog aan
bakboord, wanneer je de laatste sluis uitvaart.
Maar zover zijn we nog lang niet, want de eerste sluis,
omsloten door prachtige treurwilgen, maakt het zijn eerste gasten van de dag
extra moeilijk met een dodelijke combinatie van een wiermassa die de sluisdeuren
en onze schroef blokkeert en een lage waterstand in het kanaal. We lopen dan ook
aan de grond, ofschoon we zeker vijf meter van de oever verwijderd zijn. Onze
'Buccanneer' is met geen stokken meer vooruit te krijgen en elk manoeuver graaft
de boot dieper in. Er zit dan ook niets anders op dan een handje te helpen en
Michelle en Wim springen in het water, terwijl Annemie wat schijnmanoeuvres
uitvoert met het roer. Vrij verraderlijk, die kanaalbodem van Agen. Wanneer je
na eindeloos wrikken, duwen en schommelen, de boot eindelijk wat ziet bewegen,
blijk je jezelf gewoon een halve meter dieper in de modder geduwd te hebben. Met
de moed der wanhoop en onder de stoïcijnse blik van een 'VNF'-mannetje die de
moedwillige sluisdeuren tot andere inzichten probeert te brengen, ploeteren we
echter verder en na ruim een kwartier vlotten we weer. In de sluis meldt de
sluiswachter ons doodgemoedereerd dat we best mooi in het midden van de volgende
wachtkom blijven dobberen, want 'er drijft nogal veel wier en het waterpeil
staat laag'. Neen toch, dat hadden we zelf niet kunnen bedenken!
Om kwart na negen keren we de vierde sluis de rug toe en
leggen we aan om te kijken of we wel degelijk aanmeerden bij de weg die naar
Walibi voert. Met een stevig ontbijt achter de kiezen (we slikken nooit ons
voedsel door), sleuren we onze fietsen de metershoge kanaalwand op en trappen we
onder een eens te meer stralend zonnetje naar het pretpark. Via een gigantische
omweg (maar dat blijkt 's avonds pas) bereiken we uiteindelijk Walibi, echter
niet zonder dat Alexander even voor aankomst lek gereden is. Dat belooft voor de
terugweg vanavond, want 'plakgerief’ behoort niet tot onze
standaarduitrusting.
De zinderend hete dag wordt onder meer besteed aan de
Radjarivier, die ons de eerste natte broek bezorgt, de waterglijbaan (de tweede)
en de reuzencentrifuge (de derde). Gelukkig zijn er ook attracties op Wims maat
zoals de autootjes op rails en de reuzenpinten poolkoud bier bij het middageten.
Maar naarmate de dag vordert, snakken we van langsom meer naar de rust van 'ons'
kanaal en het slakkengangetje, waarmee we er ons over voortbewegen.
Om vijf uur gaat het dan ook al weer 'huiswaarts', waar we
gegeseld worden door de volgende plaag van Egypte. Eén lekgereden fietsje op
Wims schouder en een zoontje achterop bij Michelle volstaan immers niet: er moet
zonodig nog een lekke band van Michelle bovenop (of nauwkeuriger: van Michelles
fiets). De moed zinkt ons nu in de schoenen en alle mogelijke fietscombinaties
worden uitgeprobeerd. Annemie, bevangen door de warmte, besluit echter te voet
terug te gaan met de fiets aan haar hand. Dat houdt ze echter niet lang vol en
even later houdt ze een automobiliste aan, die meteen de achterbank van haar
piepkleine autoootje platlegt om de minifiets weg te bergen. Zo komt Annemie
gelijktijdig bij de boot aan met de colonne weeskindjes, waarvan één op een
normaal fietsje (Maarten), één achterop bij de ander (Alexander en Michelle)
en één met een kinderfiets over het stuur gedrapeerd (Wim).
De stemming is bij het vertrek om zes uur dan ook niet 'je
dat' en in gewijde stilte gaat het over een nochtans prachtig en sluisloos
kanaalstuk tot bij Sérignac-sur-Garonne, waar we even na zevenen aanleggen voor
de nacht. Het kanaal is hier verbreed tot een kom, waar nog een paar collega's
halt hielden. Maar die liggen mooi verspreid zodat ieders privacy verzekerd
wordt. We spoelen ons slechte karma weg in het kanaal en met een glaasje op de
voorplecht. Wim en Michelle gaan inkopen doen en houden een zoektocht naar een
restaurant. Dat is er tot beider verbazing én het is open, maar bij terugkomst
blijkt Alexander door de combinatie van de doorstane fietsemoties, de hitte en
de vermoeidheid, een emmerbodempje volgebraakt te hebben. Dan maar thuis
gebleven om zelf te koken met ingrediënten uit de lokale kruidenierswinkel. Dit
avondmaal smaakt echter heerlijk op een van de picknicktafels en wordt overgoten
met Pastis en Muscat. Dat is er mede de oorzaak van dat even later een
voedselgevecht uitbreekt tussen Wim en Michelle, hierbij aangevuurd door beide
kinderen. Het geheel wordt op pelicule vastgelegd door een bootje vol
'Birming-hamers', die de ingezoomde videobeelden aangrijpen om te vissen naar de
exacte relatie tussen Wim en zijn vrouwelijke metgezellen. Spijtig genoeg
verraadt Michelle boe de vork echt in de steel zit, waardoor Wim meteen weer
wegzinkt in de niet-gespeelde bewondering van de Engelse heren.
De plakkerige rijst, ingelegde perziken en mayonaise worden
weggespoeld onder een kraantje en met een 'nachtelijke' zwempartij. Annemie
bekoopt echter haar fietsuitstapje met een pijnlijke rug en mist daardoor
behoorlijk wat van de pret. Een lange (én rustige) nacht doet echter wonderen,
zodat ze er 's anderdaags weer helemaal bij is.
Zaterdag, 8 augustus
Wat is het rond negenen zalig ontwaken in dit aards
paradijsje. We werden zelfs niet eens wakker van het vertrek van de omliggende
boten. Wim gaat brood halen in het dorp en na het ontbijt gaat het rond elven
verder naar het vijftien kilometer verder gelegen Buzet-sur-Baïse, waar we deze
namiddag in de Baïse-rivier zullen afdalen. Even verder maken we een boomgaard
weer enkele blozende appeltjes armer, maar laten de ernaast groeiende citroenen
maar ongemoeid, wegens nog aan de groenige kant.
Eén klik van Annemie bij de voorpost van de 'Auvignon'-sluis
volstaat om de sluisdeuren open te draaien. Annemie stuurt de boot vervolgens
over de kanaalbrug van de Baïse, waar we later die dag onderdoor moeten. Nu
varen de 'Crusader'-collega's van enkele dagen geleden er en beide boten kruisen
mekaar zo met acht meter hoogteverschil.
Ook hier voert de kanaalbrug weer rechtsreeks in twee
opeenvolgende sluizen, die het kanaal weer lager bij de rivier brengt. Rond de
middag bereiken we Buzet, hoofdstad van het gelijknamige wijngebied dat zich
uitstrekt ten zuidwesten van de Baïse. We leggen er traditiegetrouw niet in de
haven aan, maar er even voor in de schaduw van de oeverbomen.
Het is verzengend warm en we slepen ons naar het
dorpscentrum, waar we ons even later neerploffen op de stoelen van een lokaal
terrasje, omdat de (neogotische: bweuk) kerk waar we even in de koelte wilden
bijkomen, gesloten bleek. Nog niet helemaal murw van de warmte, vergeten we toch
geen krat Buzet in te slaan, 'een lichte fruitige wijn, die zalig wegdrinkt als
hij goed gekoeld opgediend wordt', zo leert de wijnboer van de coöperatieve
ons. Dat toetsen we meteen op zijn waarheidsgehalte.
In de vroege namiddag gaat het enkele honderden meters terug
naar de plaats waar we via een dubbele sluis in de Baïse afdalen. Het wachten
onder de moordende zon bij het versassen in de windstille sluis perst het
laatste beetje energie uit onze lijven. De sympathieke sluiswachter
kwantificeert ons lijden met de melding dat het momenteel 38' onder
thermometerhut is.
Bij het verlaten van de tweede sluiskom gaat het scherp over
stuurboord stroomopwaarts de rivier op. En meteen is alle vermoeidheid
verdwenen: gedaan met het rechte, mooi onderhouden kanaal. Plaats geruimd voor
een prachtige rivier, die traag voortsukkelt doorheen zijn meanders, begroeid
met tientallen boomsoorten, die vaak tot halverwege over de vaarweg hangen.
De Baïse werd al in de dertiende eeuw gebruikt voor de
export van goederen uit de welvarende Armagnac-streek tot aan de Garonne. In de
zeventiende eeuw werden er primitieve sluizen geïnstalleerd zonder sluisdeuren
of sluiswachters. De scheepsbemanning moest balken horizontaal op elkaar
stapelen om het waterpeil te laten stijgen of dalen. Pas in de negentiende eeuw
installeerde een baron echte sluizen, waardoor de rivier bevaarbaar werd gemaakt
over een lengte van tachtig kilometer. De concurrentie van de spoorwegen legde
het vaarverkeer echter progressief lam tegen de tweede wereldoorlog. Het is te
danken aan de departementale overheid dat de Baïse in 1997 weer bevaarbaar werd
gemaakt tot Valence-sur-Baïse, een goede zestig kilometer. De diepgang bedraagt
anderhalve meter stroomopwaarts tot aan Nérac, daarboven slechts één meter.
De sluizen zijn vrij nauw, maar het automatisch sluismechanisme werkt snel.
De rust is indrukwekkend en wordt slechts af en toe
onderbroken door het tikken van de irrigatiesystemen, die je wel eens een
onverwachte douche bezorgen. Maar dat is bij deze hitte meer dan welkom. Nadat
we onder de kanaalbrug van vanmorgen gevaren zijn, leggen we aan bij een
omgevallen boom. Zo vermijden we aan de grond te lopen, want het water staat ook
hier lager dan normaal. En dan: het water in ! Er is hier haast geen stroming
èn kristalhelder water van zo'n 25 graden. Dit is het ware leven! Maar zodra je
weer aan boord geklauterd bent, gutst het zweet binnen de kortste keren van je
af. Dan maar weer het koele nat in.
Later in de namiddag gaat het verder naar de eerste sluis op
deze rivier, die van Vianne. Deze en de volgende sluizen werden alle gebouwd
naast een grote eenvoudige dam, waar het overtollige water over stroomt. Het
grote glinsterende vlak dat zo ontstaat, is bepaald feeëriek. Annemie wordt met
de elektronische sluissleutel aan wal gezet en opent zo de deuren. De
waarschuwing in onze kanaalgids dat 'de sluizen op de Baïse zich onstuimig
vullen' blijkt niet overdreven, want we worden duchtig heen en weer geschud door
het opspuitende water. Daar drijft helaas ook een kolossale rat van zo'n
zeventig centimeter in. Eikkes!
Enkele tientallen meters verder meren we voor de nacht aan in
het haventje, wat hier neerkomt op een kademuur met elektriciteits- en
wateraansluitingen. Gratis, net zoals overal elders op de rivier.
Onder de beukende zon klimmen we naar Vianne, een perfect
voorbeeld van een 'bastide'. Dat is een versterkte stad, in de dertiende en
veertiende eeuw ontstaan uit een contract dat gesloten werd tussen de koning en
een plaatselijke leenheer of tussen een abt en een wereldlijke heer. In deze
overeenkomst bepaalden beide partijen de bevoegdheden en de rechten die ze
hadden op een gebied, dat ze gezamenlijk in leen hadden. Ook de grootte van de
percelen, de belastingen en de rechtspositie van de bewoners werd erin
beschreven. Om nieuwe inwoners aan te trekken, kregen zij voorrechten zoals
vrijstelling van de militaire dienstplicht en het recht hun perceel door te
geven aan de erfgenamen. In ruil waren zij verplicht de grond te bebouwen, zodat
hun heren er ook beter van werden. Vele van deze honderden nieuwe steden werden
gebouwd volgens een zuiver geometrisch stratenpatroon, in de vorm van een
schaakbord als het ware. De straten staan loodrecht op elkaar, de percelen zijn
net even groot en de indeling ervan is ook gestandaardiseerd. In de periode dat
in onze contreien de steden onleefbaar worden met steegjes, waar nauwelijks een
handkar kan doorgeduwd worden, worden deze nieuwe steden voorzien van acht meter
brede straten en een groot plein, voorzien van overdekte passages.
Vianne is een bastide, die gesticht werd in 1248. Van in het
midden van het stadje kan je de vier stadspoorten zien. De stad werd haast
volledig geconserveerd in haar oorspronkelijke staat, inclusief de
verdedigingstorens en de typisch éénbeukige kerk, zoals in deze streek de
gewoonte was. Hier geeft Alexander een donderpreek vanop de kansel, is Maarten
de gelegenheidsorganist en biechten ze samen met Michelle hun zonden op.
Vroeg in de zwoele avond eten we in een lokaal restaurantje,
voorzien van een minuscuul verrijdbaar airconditioningblazertje. Daarna is het
wassen en plassen geblazen, waarbij Wim als een volleerd goochelaar het wasrekje
in het water laat verdwijnen. Nooit meer weergezien, net zomin als onze
scheepshaak, die nog op de kade van onze slaapplaats van gisteren ligt. De
piemelprijs van vandaag komt dan ook aan Wim toe. Of toch niet? Wanneer we rond
middernacht een glaasje drinken in een temperatuur die eindelijk wat draaglijk
wordt, ontstaat de nodige commotie op het dek van de boot van onze Zwitserse
collega's, die we al een aantal keer voorbijgevaren zijn, wanneer ze aan het
vissen waren. Oorzaak van de opwinding is hun doosje met vismaden. Of beter
gezegd: hun doosje zonder maden, want die blijken allemaal ontsnapt te zijn om
zich over heel de boot te verspreiden. Ook in de slaapkajuit van de ouders, zo
verraadt een gil van mama. Beide zoons gaan als een bezetene te keer met borstel
en blik bij het schijnsel van een zaklamp. Als de laatste made opgeruimd is en
de rust weergekeerd, gooien wij ons ook maar in onze kooien.
Zondag, 9 augustus
Na het ontbijt gaat het verder richting Nérac. Het kwik
schiet weer pijlsnel de hoogte in, terwijl we toepasselijk het gehucht 'La
Hitte' passeren. De rivier is hier wonderlijk mooi en verrast bocht na bocht met
de meest lieflijke plekjes. Even opletten dat we bij Lavardac niet over
stuurboord de zijrivier 'la Gélise' opvaren, want die heeft niet genoeg
diepgang. Een spoorwegbrug overspant hoog boven ons de rivier en even verder
ligt een boven de omgeving uittorenend wijnkasteel te zinderen in de middagzon.
Na de sluizen van Serbat en Bapome, scheidt ons nog slechts
die van Nérac zelf van de gelijknamige stad. Je waant je vele eeuwen terug als
je vergezeld van een koppel zwanen naar Nérac toeglijdt, dat tegen beide oevers
aangebouwd werd. Even oppassen dat je uiterst rechts onder het zestiende-eeuwse
'ezelsbruggetje' vaart, want anders eindigt je reis vroegtijdig rustend op een
zandbank of surfend van de dam. We leggen vijftig meter verder aan in het zicht
van de nieuwe brug, die aansluit op het renaissancekasteel van Hendrik IV uit de
zestiende eeuw.
Het stadje herbergt een fraaie collectie eeuwenoude huizen,
opgetrokken in vakwerk. Het is echter vechten voor elk schaduwplekje, want de
thermometer loopt nog steeds verder op en bereikt vandaag de onwaarschijnlijke
waarde van 43 graden in de schaduw. Gelukkig staan er her en der verspreid de
nodige kraantjes en fonteintjes, waar je even bij je positieven kan komen en is
de in de negentiende eeuw herbouwde kerk van Petit-Nérac op de rechteroever
wonderlijk koel (25 graden?). De linkeroever, waar het 'Grote Nérac' tegenaan
leunt, pronkt onterecht met een protserige barokkerk, die meer lijkt op een
angstaanjagende balzaal versierd met fresco's dan op een huis van god. Snel weer
de buitenlucht opgezocht, waar we ons plots bevinden op een markt van
streekdranken en -gerechten, die er verlaten bijligt op dit middaguur. We
degusteren een gekoeld jong rood Buzet-wijntje bij een van de standjes, en dan
nog een witte, en nog een oude rode en dan weer een jonge, om zeker te zijn van
het verschil. We zijn dan ook al goed op dreef, als het feest zelf op dreef
komt. Want wat blijkt: we zijn er in geslaagd om, geleid door onze
beschermengels, net in Nérac te stranden op de jaarlijkse tweedaagse feesten
van de Buzet-wijn.
Het is hoog tijd om het geklots van onze maagjes wat te
dempen en dat gebeurt aan een lange Breugheliaanse tafel, waar men 3
eendenfilets serveert voor een schamele 40 Franse Frank ! We bevinden ons immers
in het hart van de streek, waar de 'Canard' gekweekt wordt. Nu begrijpen we pas
waarom we al vele tientallen kilometers door velden varen, waar niets anders
geteeld wordt dan maïs, het voedsel van deze 'kwaakvogels'.
We strompelen terug naar de rivier, waar het feest verdergaat
met een demonstratie van middeleeuwse katapulten. Helaas worden de schaarse
geloste 'schoten' vergezeld van een oeverloos gelal over reikwijdte en bouwjaar
van de tuigen en de aanvalstechnieken en listen van de veldheren. Maar dan is er
de tonnenrace, een Franse versie van 'Te Land, ter Zee en in de Lucht'. We
volgen de vermakelijkheden met de voetjes bengelend in het rivierwater in de
schaduw van de brug, niet een fris pintje bier. De autochtonen werpen het
heiligschennend gerstenat misprijzende blikken toe.
De hitte is nu echt niet langer te harden en eist zijn tol:
een voor een begeven we het en blijven liggen waar we vallen. Wims rug blokkeert
zonder enige waarschuwing en is slechts met veel pijnstillers en het nodige
masseerwerk weer te mobiliseren. Michelles verkoudheid speelt haar ook nog
steeds parten en met 39 graden koorts veroorzaakt ze onbedaarlijke lachstuipen
bij de andere opvarenden, door de absolute wartaal die ze al ijlend
uitslaat.
Om tien uur is het nog steeds dertig graden, terwijl we op
ons dak liggend een glaasje wijn drinken, dat op de overbezette terrasjes aan de
overkant van de rivier het vijfdubbele kost. Maar wel gebracht door een erg sexy
dienstertje, zo leert de zoomfunctie van de camera (X20: een aanrader!). Met in
de verte het geschetter van twee dixielandbandjes die blazen alsof hun leven
ervan afhangt, vallen we tenslotte in een woelige slaap.
Maandag, 10 augustus
We verlaten het uitgefeeste Nérac doorheen het
Garennes-park, dat zich als een lint aan weerszijden van de Baïse uitstrekt tot
vermaak van de vroegere koningen van Navarre.
In de eerste sluis van die dag, die verscholen ligt tussen de
bomen, wachten onze Zwitserse vrienden (de vissers-zonder-maden) ons op. Eenmaal
versast wacht ons een betoverend stuk, bezaaid met scherpe bochten en een dichte
oeverbegroeiing, waar de zon moeilijk doorheen priemt. De sluizen, die we
telkens samen met de Zwitsers nemen, volgen zich nu om de paar kilometer op. Dat
is erg handig, want zij liggen steeds vooraan in de sluis en breken zo de kracht
van het binnenkolkende water. Hetzelfde tafereel herhaalt zich dan ook in elke
sluiskom: de andere boot woest heen en weer deinend en nauwelijks in bedwang te
houden door de onervaren scheepslui en onze boot strak tegen de kant gehouden,
haast zonder een centimeter te verroeren.
Alexander recupereert intussen van de hitte van gisteren,
ingeslapen naast het diepe gebrom van de dieselmotor, terwijl Annemie de lekke
fietsbanden repareert op het dak.
Sluis nummer elf, die van Recaillau, en alle volgende werden
anders gebouwd dan de vorige. Na de schutting vaar je hier een paar honderd
meter door een kanaaltje dat niet veel breder is dan de sluis zelf, tot de
plaats waar de rivier zelf afgeleid wordt rond de sluis. Wim is blijkbaar diep
onder de indruk van deze waterbouwkundige techniek, want hij stroopt de
stootband rechts achteraan af op het houten ponton. Daar gaat zijn 'Goed
Bestuurder'-attest. Het kost hem bovendien een half uur hameren, trekken en
duwen om de taaie plastic weer op zijn plaats te krijgen. Geen sinecure, want
het gebeurt al hangend over de achterkant van de varende boot. Michelle besluit
echter zich de piemelwisselbeker vandaag niet te laten afsnoepen en met een
falend inschattingsvermogen ramt zij de nauwe brug, net na de sluis van
Lapierre, met ruim een halve meter.
Onze collega's haken af bij Moncrabeau (om nieuwe maden te
kopen?), zodat de vaste routine weer zijn plaats inneemt. Bij het ponton Annemie
afzetten, die bovenaan de sluismuur postvat, waar ze de touwen, die we haar
vanuit de diepte toegooien, rond de meerpalen slaat en het sluismechanisme met
de kaart in werking stelt. Daarna stijgen, de trossen losgooien, Annemie niet
vergeten op te pikken en doorvaren. Zo hebben we om half twaalf,
twee-en-een-half uur na vertrek, al zeven sluizen gedaan.
Op het middaguur varen we de Gers binnen: heuvelachtig,
beminnelijk, lieflijk en gastronomisch. Het is tevens het land van de Armagnac
en de grootste ganzenlever- en knoflookproducent van Frankrijk. Een echt
luilekkerland, waar het leven zijn rustige gangetje gaat.
De sluizen doen hier echter blijkbaar niet aan mee, want
voortaan kan Annemie pas aan wal gaan bij een pontonnetje dat tegen de
sluisdeuren aangebouwd is. Als vervolgens de schotten omhooggehesen worden om de
sluiskom te ledigen, wordt de boot ogenschijnlijk contradictorisch door de
onderstroom naar de sluisdeur toe gezogen. Enkel de motor op volle kracht
achteruit kan een forse klap voorkomen. Maar dat weten we pas ná die eerste
keer ...
We varen nu verder naar Condom toe, waar we om half twee
aanleggen. Het is hier, zo mogelijk, nog heter dan gisteren in Nérac. En een
overijverige kwebbel van een havenkapiteine put uit onze laatste energiereserve.
Het sympathieke taterwater vertelt ons over water, elektriciteit, sanitaire
voorzieningen, was- en droogtrommels en dies meer, die Condom haar
haventoeristen gratis aanbiedt. We nemen op de kade een zalige douche onder de
tuinslang, maar stomen alweer voor we ons in een shortje kunnen hijsen om de
stad in te trekken.
De kelders van Ryst-Dupeyron, een groot Armagnacmerk, wachten
voor een geleid bezoek. In tegenstelling tot cognac, wordt armagnac in één
enkele gang gedistilleerd. Het kleurloze distillaat wordt opgevangen in een
nieuw eikenhouten fust, waar de brandewijn zijn goudgele kleur krijgt door de
inwerking van tannines en oxidatie. Na twee jaar wordt hij op een ander fust
getrokken, gaat de rijping verder en wordt de alcoholgraad teruggebracht tot
ongeveer 45 graden. De gebalanceerde godendrank ontstaat uiteindelijk door vele
armagnacs met elkaar te vermengen. De geur in de kelders alleen al maken je
high, en saliverend als Pavlov-honden gaan we ons te buiten in het winkeltje,
waar de rondleiding voorspelbaar strandt. Een proefsetje, een grote fles
'Napoléon' en een fles 'Crème de Mûres' worden de onze. De crème wordt
bereid door bosbessen in armagnac te bewaren: een dodelijk lekkere combinatie!
We maken een -door de hitte sterk gereduceerd- wandelingetje
in de stad naar de evenwichtige Sint-Pieterskathedraal, die echter verstoord
wordt door een afgrijselijk bombastisch neogotisch stenen oksaal. Opmerkelijk is
de in flamboyante stijl gebouwde kruisgang, waar de stadsdiensten zich gevestigd
hebben. Op terugweg naar het water, lopen we ook even aan bij het
Armagnacmuseum. Pure betalende afzetterij met verroeste distilleerkolven,
vermolmde houten kroezen en lepels, beduimelde flessen en een audiovisueel
spektakeltje dat dan ook nog eens defect is. We staan dan ook na vijf minuten
weer op straat en besluiten nooit, maar dan ook nooit meer één stap in een
Frans streekmuseum te zetten.
In de late namiddag reizen we verder, echter niet zonder een
laatste verkwikkende douche op de kade. Even buiten de stad komen we bij de
sluis van Gauge, één van de twee sluizen op de rivier die je zelf manueel moet
bedienen. Geen toeval waarschijnlijk, want rond de sluis ligt het
restaurantterras van een camping, zodat de gasten wat extra -en gratis- vertier
geboden wordt. Wim besluit de toeschouwers waar voor hun geld te geven en begint
als een waanzinnige aan de zwengels te draaien, waarmee de onderdeuren
dichtzwaaien. Daarna gaat het naar de andere kant, waar het openen van de
schotten beulenwerk is in deze hitte. Langzaam loopt de sluiskom vol. Langzaam,
heel langzaam. Té langzaam, want Wim is vergeten eerst de benedenschotten weer
te laten zakken. De bovenloop van de Baïse is dan ook al geruime tijd bezig
leeg te lopen, vooraleer we enige correctieve actie ondernemen. Dat resulteert
in een volle sluis binnen enkele minuten. Wim sleept dan vandaag ook
onvoorwaardelijk de piemelprijstrofee in de wacht.
Een klein halfuur verder nemen we de enige dubbele sluis, die
daarom bemand wordt door een sluiswachter, vergezeld van een horde betweterige
oude ventjes, die een wanhopige Michelle van alle kanten tegenstrijdige
vaarbevelen toeschreeuwen. Haar goede humeur schiet er zowaar voor enkele uren
bij in.
Rond zes uur vinden we een aanlegplaats, die te mooi is om
waar te zijn. Een nagelnieuw houten ponton bij een brug die leidt naar de abdij
van Flaran. Deze cisterciënzer abdij werd, zoals de orde het voorschreef, op
een afgelegen plaats bij een rivier gebouwd. En dat is in de loop der tijden
niet veranderd: de rust wordt er slechts heel af en toe kort verstoord door een
auto die over het landweggetje snort. We duiken meteen in het water, zwemmen een
paar rondjes rond de brugpijlers en lezen in de avondzon op het ponton een
boekje. De kinderen vissen vanop de boeg met een plastic fles, waarin ze wat
broodkruimels strooien. Tot ieders verbazing is hun rudimentaire vistechniek nog
succesvol ook, want ze vangen het ene (minuscule) visje na het andere.
Terwijl Michelle de maaltijd bereidt, fietsen Annemie en Wim
tot bij het kasteel van Tauzia. Deze vesting uit de dertiende eeuw met zijn twee
hoektorens is herleid tot een ruïne op een stuk weiland. Het geheel straalt bij
valavond zowel iets griezeligs als iets romantisch uit. Bij de terugkeer
resulteert het zware klimwerk op de heenweg in één continue afdaling, waarbij
onze kleine wieltjes een ongekende rotatiesnelheid ontwikkelen. Aan halve
lichtsnelheid zijn we in een wip weer bij de rivier, waar de kinderen in
ronddobberen.
De barbecue wordt geïnstalleerd op het stenen trapje, maar
het tot gloeiende kool herleiden van de ons resterende houtblokken vlot vanavond
niet echt goed. Maar hongerig van het lange wachten, smaakt zelfs een
zwartgeblakerde steak. In het schijnsel van de olielampen kan je trouwens toch
niet echt onderscheiden wat je onder je neus binnenschuift. De Buzet-wijn wordt
gevolgd door een Muscat en na een verfrissend avondwandelingetje (zonder
Annemie, die al de handschoen in de ring geworpen heeft, maar mèt een nieuwe
fles Muscat) duiken we onze kooien in.
Dinsdag, 11 augustus
Michelle kiest er 's morgens voor haar haar met rivierwater
te wassen en wordt bijna getroffen door een voorbij zoevende olijfoliefles van
gisterenavond, die Wim bij het opruimen uit zijn handen laat glippen, recht het
kanaal in.
Zonder ontbijt, want temidden van de velden, wandelen we naar
de vlakbij gelegen abdij van Flaran, één van de hoogtepunten van de
cisterciënzerbouw en een gekende stopplaats voor de bedevaarders op weg naar
Compostella. Gesticht in 1511, werd ze bij de Franse Revolutie staatsbezit. Het
kostte vele jaren van restauratie om de gebouwen hun oorspronkelijke luister
weer te geven, nadat ze meer dan een eeuw als opslagplaats voor vaten Armagnac
waren gebruikt en door brand geteisterd werden. Maar nu geeft het geheel je een
coherent beeld van het leven van een abdijmonnik in de intacte abdijkerk,
kruisgang, kapittelzaal, slaapzaal en andere gemeenschappelijke ruimten. Het
bezoek waard.
Even verder wacht de sluis van Valence ons al met open
'armen' op. Gelukkig maar, zo blijft het beulenwerk bij deze tweede manuele
sluis nog enigszins binnen de perken. Toch blijft het zwoegen. Zo komen we om
half twaalf bij 'Café Terminus' in Valence-sur-Baïse. Daar geeft een groot
stopbord onder de brug ons immers te kennen dat het bevaarbare stuk van de
Baïse hier stopt. Valence zelf is een kleine bastide, waar niet echt veel te
beleven valt.
Gelukkig is de haven splinternieuw aangelegd en voorzien van
het beste sanitair met heerlijke douches, waar Michelle absoluut orgastische
momenten beleeft, nu ze haar haren voor het eerst kan wassen met de vereiste
batterij shampoos en conditioners.
Na de brunch vatten we de 'afdaling' aan, nog steeds bij een
onmogelijke temperatuur. Het weerbericht leert ons dat het gisteren de warmste
dag in Frankrijk was sinds het begin van de waarnemingen. Overal gelden daarom
snelheidsbeperkingen, het sociale leven ligt lam en de winkels verkopen haast
niks, omdat iedereen zich opsluit in zijn huis achter gesloten blinden.
Iets na tweeën zijn we alweer de dubbele sluis van Graziac
voorbij en gaat het naar Condom toe. Daar wacht ook weer de 'restaurant'-sluis
van Gauge, waar meerdere gasten zich verslikken wanneer Michelle de sluis
binnenglijdt. Of liever: 'binnenstuitert', want door een misrekening bij een
noodgang van acht per uur ramt Ze voluit de rechter sluisdeur, ondanks het
wanhopige geduw van Wim. Actie lokt reactie uit, dus knallen we nu tegen de
linker sluismuur en eindigen niet een laatste tik tegen de rechter sluiskant.
Raad eens wie vandaag zeker en vast de piemelprijs krijgt?
We besluiten vandaag in één ruk naar Nérac te varen, negen
sluizen stroomafwaarts, om daar de nacht door te brengen in de haven en te
souperen in een van de vele restaurantjes. Deze timing mag geen probleem zijn,
maar dat is gerekend buiten de vele minuscule plezierbootjes, die bezit hebben
genomen van de rivier. We verliezen bij de eerste sluizen vreselijk veel tijd,
door het zielige gesukkel van de eendagskapiteins. Bovendien zijn de touwen
waarmee de bootjes voorzien zijn te kort om het bootje in bedwang te houden in
het brutaal wegzakkende sluiswater. De opvarenden van deze 'muggen', zoals we de
enerverend sputterende bootjes noemen, zijn dan ook te herkennen aan de
uitgerekte armen en de panische blik van de opvarenden.
Bij de sluis van Montauban neust Wim even rond in een
verlaten sluiswachterhuisje, terwijl het hoe langer boe onzekerder wordt dat we
Nérac nog zullen halen. We worden immers finaal tegengewerkt doordat alle
sluizen aan onze kant gesloten blijken te zijn. Maar we maken er nu een sport
van een sluis binnen de kortst mogelijke tijd te 'nemen' en doen daarbij niet
onder voor een geolied technisch team bij het bandenwisselen in de formule 1.
Toch moeten de plannen gewijzigd worden, nu het duidelijk is dat we de laatste
sluis voor Nérac, die van Nazareth, niet zullen halen voor de sluitingstijd van
zeven uur. Zelfs die van La Saubole wordt erg nipt...
We racen dan ook verder, nauwkeurig de ideale lijn
uitstippelend op de hier al brede rivier, waar eindelijk een zwak windje wat
verkoeling brengt. Het is exact tien voor zeven als we bij La Saubole arriveren,
waar Annemie al varend op het pontonnetje springt en een sprint inzet om met de
elektronische sleutel de sluis te laten vollopen en de bovendeuren te openen.
Want de sluizen van de Baïse leggen het bijltje er niet alleen bij neer om
zeven uur, ze doen dat zonder pardon eventueel tijdens de sluiscyclus. We zouden
de eersten niet zijn die de nacht in een donkere sluiskom zouden moeten
doorbrengen. Terwijl de sluiskom zich tergend langzaam vult (Einsteins
relativiteitswet ?), liggen we al roerloos te wachten op een half metertje van
de gesloten sluisdeuren. Zodra deze zich (één voor één, om de spanning nog
op te drijven) net genoeg geopend hebben, glippen we naar binnen en gillen naar
Annemie ze te sluiten terwijl we er nog doorvaren. Dat bespaart ons enkele
mogelijk levensreddende seconden. Annemie vraagt hoeveel minuten ons resten. Wim
schreeuwt "nog vijf !).", want dat was de afspraak: bij minder
dan vijf zetten we de sluis niet meer in werking. Dat het er in werkelijkheid
nog maar vier zijn, zou toch nooit aan het licht gekomen zijn, hadden we de
nacht in de sluis moeten doorbrengen. Maar dat hoeft gelukkig niet: we springen
dansend over de voorplecht, wanneer de onderdeuren openzwaaien en ons de
vrijheid schenken.
We varen tot aan de sluis van Nazareth, vanwaar we via een
aangename wandeling doorheen het langgerekte park naar Nérac zullen wandelen.
Maar eerst springen de vrouwen en kinderen in het kanaal om te bekomen van de
doorstane emoties. Dat is hier erg ondiep, zoals we kunnen afleiden uit
Michelles gekrijs, wanneer ze zich muurvast springt in de dikke laag modder.
Blijkbaar werd onze schamele portie geluk daarnet bij de
sluis opgebruikt, want wanneer Wim nog even snel een douche wil nemen, blijkt de
pomp niet meer te werken. Niet alleen de pomp trouwens: de elektriciteit is
volledig uitgevallen. We krijgen gelukkig wat water van Nederlanders, die hier
ook aangemeerd liggen en bellen met de GSM onze rederij, waar we vriendelijk te
woord worden gestaan door ... een antwoordapparaat.
Ook het romantische tochtje door het park valt in het water,
want je hebt er langs deze kant geen toegang toe. En de fietsen zijn nog altijd
lek! Er rest dan ook niets anders dan een viertal kilometers te stappen langs
een drukke provincieweg, waarvan de overdag opgeslagen hitte je schoenzolen net
niet wegbrandt.
Aan het einde van de voettocht wacht Wim echter het sexy
dienstertje van op de video van eergisteren, toen we in de stad aanmeerden. En
wat is ze sexy ... én dom, tot goot genoegen van de twee vrouwen in het
gezelschap. Het eten laat erg lang op zich wachten, de koele rode Buzet vloeit
rijkelijk en Alexander zit als een zombie te zwijmelen op zijn stoel. Dat alles
maakt dat we rond middernacht vragen om een taxi op te roepen, wat leidt tot een
veelbetekenende blik tussen de restauranthouder en het domme 'bruintje'. Er is
hier domweg geen taxi! Maar de horecaman heeft een peperkoeken hart en brengt
ons in zijn jeep naar onze boot. En neen: hij denkt er zelfs niet aan hiervoor
een welverdiende fooi in ontvangst te nemen. In de koele nachtlucht sorteert de
alcohol pas echt effect en Wim wiebelt prettig dronken naar zijn kajuit, waar
hij als een blok in slaap valt.
Woensdag, 12 augustus
Het ontwaken verloopt wat moeizaam wegens: kater (Wim),
diarree (Annemie) en blaren op handen en voeten (Michelle). De elektriciteit
werkt echter opnieuw, zodat we om exact negen uur, wanneer de sluis opent, de
sluiskom laten vollopen.
Een kwartiertje later meren we in Nérac aan op ons plaatsje
van eergisteren en trekken naar de supermarkt voor het inslaan van de proviand
en het ontbijt. Michelle beleeft haar tweede gelukzalige moment op twee dagen,
wanneer ze verneemt dat het chocoladefabriekje, dat in de hete zomermaanden
normaal gesloten is, uitzonderlijk zijn deuren opent op woensdagmorgen. Maar wat
een afknappen: een half uur in een muf zaaltje met een van de vijf werknemers,
die voor de gelegenheid een aanwijsstok hanteert om de cacaoproducerende landen
aan te duiden op een beduimelde wereldkaart en even later figureert als Hendrik
IV in een schokkerig amateurfilmpje over Nérac. Verder is er de knullige
'chocoladefontein' en de degustatie van twee minuscule stukjes van niet eens zo
lekkere chocolade. Het schaamrood kleurt de wangen van onze 'gids', wanneer hij
verneemt dat wij uit het chocoladeland bij uitstek komen.
Dan maar op het middaguur weer de trossen losgegooid en
verder stroomafwaarts door de sluis van Nérac. Daar is warempel zelfs geen
aanlegsteiger voorzien om een bemanningslid van boord te zetten om te deuren te
openen. Annemie raapt haar moed bijeen en met de sleutel tussen de kaken
geklemd, schuift zij voorzichtig over de 'evenwichtsbalk' naar de sluisdeur.
Bovendien is het stuurwerk behoorlijk zwaar door de sterke stroming over de
ernaast gelegen dam en de beperkte rnanoeuvreerruimte. Maar we halen het zonder
één schrammetje, noch op de boot noch op Annemie. Ofschoon het nog wel heet
is, duiken nu enkele wolkjes op, zodat het zalig toeven is op het bovendek.
Bij de sluis de Baupome blijkt pas hoeveel water de boeren
voor irrigatie weggepompt hebben, want het waterpeil staat nu zo'n dertig
centimeter onder de dam, terwijl het er eind vorige week nog volop over
stroomde. Dat wordt enkele uren later bevestigd door een officieel faxbericht,
opgehangen bij de sluis van Lavardac. Hierin staat te lezen dat het waterniveau
stroomopwaarts teruggebracht werd tot één meter en dat pleziervaarders er
rekening mee dienen te houden dat niet alle plaatsen bereikbaar zijn. Gelukkig
varen wij al stroomafwaarts.
De volgende sluizen nemen we samen met een groepje uitgelaten
Spanjaarden, inclusief honden, konijn, parkiet en schetterend flamencogegil op
cassette. Het zijn bovendien waanzinnige klunzen in de sluis, die ons telkens in
een onbedaarlijke lachbui doen schieten. De omgeving is echter adembenemend mooi
en we besluiten aan te leggen even voorbij Vianne onder een overhangende wilg.
Daar genieten we van het middageten, waarna we in het water duiken. Michelle
wordt hierbij overvallen door de drie 'jongens' en vakkundig beroofd van haar
bikini (beide delen uiteraard) en dobbert geruime tijd onder een lucht- matrasje
voor ze haar broodnodige textiellapjes weerkrijgt. Uiteraard wordt deze actie op
video bewaard voor het nageslacht. We luieren en lezen nog wat en vertrekken
weer rond vijf uur.
De dubbele sluis versast ons weer naar het hogergelegen
kanaal, waar we in Buzet aanleggen op hetzelfde door platanen beschutte plaatsje
als enige dagen geleden. Valt de elektriciteit toch weer niet uit zeker,
gelukkig net nadat we onze douches genomen hebben. Maar het kan ons niet meer
deren, want we staan klaar om van een gastronomisch menu te genieten op het
terras van 'Le Vignéron'. Het eten is absoluut goddelijk, maar veel en veel te
overvloedig. Om half twaalf strompelen we doodvermoeid naar onze boot, slechts
een paar honderd meter verder en vallen binnen de kortste keren in een diepe
slaap.
Onze nachtrust wordt echter abrupt onderbroken door een luid
gillende Alexander. Annemie reikt naar het licht, maar ja, dat werkt niet meer.
Dan maar in het aardedonker naar de kajuit van de kinderen gestrompeld. Als ze
de deur opent, overvalt de penetrante geur van braaksel haar meteen. Die komt
van, of beter uit ons jongste bemanningslid, dat ten prooi gevallen is aan een
bijzonder agressieve bacterie. Met de dekens rond Alexander geslagen, spurt
Annemie naar de achtersteven in de ijdele hoop de rest van de maaginhoud
rechtsreeks in het kanaal te doen belanden. Dit plan blijkt niet geheel
waterdicht (sic), want het resulteert in een waar braakselpad doorheen de boot.
Iedereen, behalve Maarten, die dwars door alle nachtelijke gebeurtenissen zal
doorslapen, begint wat op en neer te hollen, maar botst in het duistere ruim op
mekaar. Geen elektriciteit betekent echter ook nu weer: geen water. Het noodplan
bestaat erin dat we Alexander afwassen met de Evian-flessen (althans hun inhoud)
en de boot met kanaalwater. Annemie bekommert zich over dit laatste, terwijl
Michelle walgend de nog dampende Alexander bij de achtersteven houdt, mochten er
nog 'naweeën' volgen. Die blijven gelukkig achterwege, maar Michelle geraakt
maar niet uitgeklaagd over alle 'goeters’ op haar hele lijf. Wanneer het
grootste leed geleden is en iedereen met ogen zo groot als schoteltjes staat uit
te puffen, strompelt Wim op de oever naast het jaagpad over zijn videotas.
Herover had Michelle zich bij de thuiskomst ontfermt, maar ze was hem even
vergeten mee binnen te nemen. Waarde van de spiegelreflexcamera met lenzen en de
Hi8-camera: ongeveer 80.000 frank... Michelle trekt nog wat witter weg!
Na een kort videoverslag over de nocturne gebeurtenissen,
vallen we uitgeput in slaap. Maar verkwikkend wordt die niet, want nog geen uur
later begint Michelle te hallucineren in haar slaap. Om vier uur volgt tenslotte
de grote finale, wanneer alle lichten op onze boot tegelijk aanfloepen. Deze
verblindende lichtzee wordt blijkbaar veroorzaakt door het valse contact in het
circuit dat zichzelf voor een tweede maal wonderbaarlijk 'genezen' heeft. Het
goede nieuws is dan ook dat we weer elektriciteit hebben en nog naknipperend met
de oogleden proberen we weer in te slapen.
Donderdag, 13 augustus
Rond negen uur komt de bemanning langzaam weer tot leven, met
uitzondering van Maarten, die zich, fris als een hoentje, verwonderd afvraagt
waarom de rest van de bemanning nog zo moe is.
Michelle zorgt voor een verrassing door plots een fles
champagne en een bloemenboeketje te voorschijn te toveren voor onze tiende
(wettelijke). huwelijksverjaardag. Er volgt een uitgebreid ontbijt, waarbij naar
hartelust geciteerd wordt uit het stichtende ‘Cosmopolitan’- artikel 'Cosmo
Tips for Multiple Orgasms'. Ons leven zal nooit meer hetzelfde zijn.
De geplande -gratis- tocht met de paardenkar naar een in de
heuvels verscholen wijnkasteel wordt ter elfder ure afgeblazen om Alexander te
sparen, die dat ene eitje dat hij opeet meteen weer aan de natuur terugschenkt.
Dan maar varen en dit gaat lekker een uurtje door tot bij de eerste sluis,
'Ecluse Berry', die ons een goede twee meter dichter naar de Atlantische Oceaan
toe versast. Onderweg druppelt het zowaar even, maar dat is maar een
schijnmanoeuvre van het verder zonnige weer.
Het nu vrij rechte kanaal voert zonder veel verdere commotie
naar 'Ie Mas d'Agenais', dat de 'Crown Blue Line huisvest. We leggen er aan en
grijpen een nietsvermoedende technicien bij de kraag die ons
elektriciteitsprobleem in een handomdraai oplost. Terwijl hij de handen
vuilmaakt, wandelen wij tot bij de Garonne, die amper vijftig meter aan
stuurboord een tiental meter lager statig voorbijstroomt. Gevoed door het water
van de Baïse en de Lot, die we vanmorgen achter ons lieten, is het hier al een
machtige rivier geworden in een bedding van keien.
De videobatterijen worden bijgeladen en de watertank gevuld
bij een kastje met nutsvoorzieningen waarvan er een rijtje op de kademuur
ingeplant staat, waarna wijzelf een heerlijk verfrissende douche nemen onder de
waterslang. Fietsers vallen van hun rijwiel, wanneer Michelle het hoofd
achterovergooit in de spetterende waterstraal, die Alexander op haar richt.
Daarna is het tijd voor een paar groepsfoto's op de boeg en rond drie uur 's
namiddags zetten we ons rustig dagje dobberend verder.
Bij Fourques-sur-Garonne leggen we aan om inkopen te doen
voor vanavond, wanneer een oud mannetje ons tegemoet komt en ons zonder veel
omhaal van onze plannen doet afzien. Hij pleit 'dat het wel geen reclame is voor
zijn dorp, maar dat er geen winkels zijn'. We hadden beter moeten weten omwille
van zijn beate uitdrukking, want twee dagen later bij de terugkeer blijkt het
dorp wel degelijk voorzien van alle nodige winkels. En van kindse bejaarden.
Dan maar weer het mooie kanaal op, waar we enkele
kilometertjes verder bij 'La Grande Route' dan toch onze inkopen doen in een
merkwaardig kruidenierswinkeltje, voorzien van scheefgetrokken en afgeladen
volle schappen met conserven die ongetwijfeld bol staan van de
botulismebacterie, en waarin een vergrijsde eigenares blindelings laveert
doorheen de kromme stapels met onuitgepakte voorraad. Wij beperken onze aankopen
dan ook maar tot verse groenten, melk en frisdrank...
Tien minuutjes later leert de kanaalgids Wim dat we over een
kanaalbrug zullen varen. De ervaring leert dat hieronder vaak ideale want
idyllische riviertjes verscholen liggen. En dat is ook hier het geval, zowaar
met een heus minuscuul zandstrandje. De kinderen ploeteren wat in het
kristalheldere water en wij lezen rustig een boek bij een glaasje wijn en een
chocoladekoekje.
We vertrekken om zeven uur en leggen aan bij Marcellus.
Annemie en Michelle overtreffen zichzelf (sic) in de kombuis door middel van
soep en ravioli, die echter onder de blote hemel heerlijk smaken. Nadat de
kinderen gaan slapen zijn, wordt op het dak een proeverij georganiseerd van de
drie cognacsoorten uit Condom: de jonge en brute 'VSOP', de volle en krachtige
'Napoléon' en tenslotte de bezadigde en fluweelzachte 'Hors d'Age'. Het leven
is mooi, hier onder de platanen van het kanaal. Zelfs in het gezelschap van de
honderden vliegende insecten, omdat ze doeltreffend weggelokt en gaargestoofd
worden door onze olielampjes.
Vrijdag, 14 augustus
Na een nacht zonder verrassingen, trekken Annemie en Maarten
er 's ochtends met de fiets op uit om na een steile klim bij een bakker te
arriveren, die zelf nog staat te wachten op zijn brood, dat moet aangevoerd
worden uit een buurdorp. Intussen rekt Michelle zich in haar eigen en o zo
vermaarde stijl uit tot haar spieren knappen en spiegelt onze boot zich in het
water, waarop de platanen een vlekkig licht werpen in de ochtendlijke
zonnestralen.
Rond negen uur gaat de tocht verder over een rustig
kanaatstuk, met boomkruinen die mekaar haast raken boven het kanaalmidden en zo
een groene tunnel vormen waar het goed toeven is. In de verte lacht het
groenrode licht van de eerst sluis ons al toe, wat betekent dat de sluis al
gevuld is en een simpele klik aan de draaistok boven het kanaal volstaat om de
sluisdeur te openen. We schuiven rustig naar de stok toe, nog een paar metertjes
en ... verdorie, het licht springt nu op dubbelrood. Een 'tegenligger' aan de
andere sluiskant klopt ons met een paar seconden. Maar och wat, we hebben alle
tijd. Temidden van heuse wiervelden ploeteren we in Meilhan-sur-Garonne naar de
oever, waar we aanleggen.
Onze gids leert ons dat een klim naar het tegen de heuvels
genestelde dorp 'een uniek panorama oplevert op de vallei met de meanderende
Garonne, die op bepaalde plaatsen het kaarsrecht Laterale Kanaal wel lijkt uit
te dagen'. En inderdaad, daar is geen woord van gelogen: vanop de pas
heraangelegde 'Place du Tertre' is het uitzicht ronduit prachtig en zien we in
de diepte onze getrouwe gezel dobberen op een steenworp van de Garonne.
Dan gaat het weer tussen de steile oevers aan bakboord en
prachtige vergezichten op de Garonne-vallei aan stuurboord. Bij de 'Ecluse
l'Auriole' weet de bewoonster van het sluiswachterhuisje ons te vertellen dat
even verderop vorige maand een haventje geopend werd, met een
watersportcentrumpje. Na een -nog steeds aartsmoeilijk- achterwaarts
aanlegmanoeuvre, gaan we op verkenning: de plas blijkt alleraardigst en rond elf
uur vleien we ons op het zandstrand.
Wim heeft de laatste vakantiedag net niet gehaald met zijn
voorraad meegebrachte fotofilmpjes. Maar geen nood: in het centrum van Fontet is
een tabakswinkel-café-kruidenierswinkel en zelfs met een minifietsje is dat
maar vijf minuten ver. De eigenaar van de handelszaak verkoopt echter geen
fotomateriaal en verwijst onze amateur-fotograaf naar La Réole. Dat is een vier
kilometer verder gelegen provinciestad bij de Garonne, tot de openstelling van
'ons' kanaal een gekende stopplaats voor de scheepslui. Op de kaart lijkt La
Réole wel haalbaar en rustig peddelend fietst Wim noordwaarts. Maar de
zinderende asfaltbaan met dubbele rijvakken zonder fietspad en de maffe Franse
chauffeurs temperen zijn enthousiasme al snel, vooral wanneer blijkt dat de
korte weg naar de stad onderbroken is omdat de brug over de Garonne een
onderhoudsbeurt krijgt.
Het gaat dan maar verder over de dodenweg, langs de spoorweg
en niet een klim het stadscentrum in. De fotowinkels liggen hier als het ware
voor het rapen. En zijn potdicht op dit siësta-uur. Een reuzenbord met
'Supermarché á deux minutes' bij de westelijke stadsrand biedt raad. Helaas
staat er niet bij vermeld dat die twee minuten enkel kunnen geklokt worden door
de combinatie van een Ferrari met een levensmoe chauffeur. Tot overmaat van ramp
loopt de baan aanhoudend bergop, zodat de klim bijna drie kwartier duurt. Het
zweet gutst dan ook van Wims lichaam, wanneer hij zijn kabouterfietsje eenzaam
en alleen op de reusachtige parking bij de ingangsdeur parkeert en de supermarkt
binnenstrompelt om zijn blanco fotomateriaal in te slaan.
Steil bergop rijden heeft echter ook een aangename
nevenwerking: de terugrit wordt tegen een duizelingwekkende snelheid in
recordtempo afgelegd (maar nog steeds niet de aangekondigde 'twee minuten'). De
wieltjes branden zich haast in het onder de fiets voorbijrazende asfalt. Om het
uiterste uit het vehikel te puren, neemt Wim de 'Easy Rider' houding aan,
gezeten op de minuscule bagagedrager. Hij zoeft de stad door, elk verbodsbord
van eenrichtingsstraten negerend, waarna nog zes lange en 'platte' kilometers
volgen langs spoorweg en dodenbaan. Om de tijd te doden, worden het aantal
slagen geteld die nodig zijn om dit belachelijke vervoermiddel een snelheid van
misschien vijftien per uur te bezorgen: het zijn er niet minder dan 88 !
Bij thuiskomst, twee uur en 25 kilometer na vertrek, treft
Wim een luierende Annemie, een zonnebadende Michelle en een in het zand spelende
Maarten en Alexander. De nodige ijskoude biertjes brengen Wim weer bij zijn
positieven en de picknick van rijst met stukjes ‘Zwan’-worst en pasta niet
zalm smaken heerlijk. Dan volgt nog een zalig namiddagje van bruinbakken,
ploeteren in het water en dobberen op de luchtmatras.
Rond zessen rapen we ons boeltje bij elkaar, 'vergeten' we
ons liggeld in de haven te betalen en varen weer het kanaal op. Het gaat nu
terug de richting uit vanwaar we gekomen zijn om morgen de haven van
Mas-d'Agenais te bereiken, het eindpunt van de reis.
In de sluis ‘I'Auriole’ toont Michelle een laatste
staaltje van haar stuurmanskunst en ramt keihard en voluit de sluismuur. Een
onheilspellend gekraak voorspelt niet veel goeds en inderdaad: de boeg vertoont
een scheur van zo'n twintig centimeter. De onthutste stuurvrouw weigert de
schade onder ogen te zien. Gelukkig komen we er 's anderdaags bij de inspectie
door onze rederij goedkoop vanaf en is de 'all-in'-verzekeringsformule zijn geld
meer dan waard. Michelle heeft nog meer pech, want Wim ontdekt per toeval het
zout waarmee zij zijn lakens rijkelijk bestrooide als weerwraak voor het ‘bikini-incident’
in de Baïse.
In Meihan-sur-Garonne blijkt het aangeraden restaurant op de
Place du Tertre volzet, waardoor we onze toevlucht moeten nemen tot het terrasje
van de dorpsherberg, nog geen twee meter breed en uittorenend boven de eronder
wegduikende straat. Omdat het 's anderdaags een feestdag is, kan de herbergier
tweederde van de op de kaart vermelde spijzen helaas niet aanbieden. Na de
nodige afgewezen voorstellen van onze kant, laten we hem dan maar zelf vertellen
wat er nog in zijn ijskast steekt. Dat blijken nog twee steaks te zijn en wat
zalm. Nadat we zijn vrouw nog met haar armetierige autootje zien wegspurten om
even later met een zak aardappelen terug te keren, werken we ons door de
maaltijd. Het slechte nieuws is dat het voedsel haast oneetbaar is, maar het
goede dat we er bijzonder weinig van krijgen. De landwijn en de pastis doen
echter wonderen en de stemming kan niet meer stuk op deze laatste avond van de
bootreis.
We drinken nog enkele glaasjes Muscat op de voorplecht van
onze trouwe drijvende metgezel, tot de weemoed toeslaat en we allemaal in onze
kajuit duiken.
Zaterdag, 15 augustus
Deze laatste ochtend moeten we vroeg uit de veren, want er
scheiden ons nog twintig kilometer en vier sluizen van het eindpunt van deze
reis. Het is dan ook nog stevig doorvaren om onze boot met niet te veel
achterstand in te leveren. Intussen is het ontbijten, het overtollige voedsel
aan de eendjes en de vissen voederen en inpakken geblazen. Het kanaal heeft als
afscheidscadeau zijn mooiste kleedje aangetrokken en straalt in het
ochtendlicht. Blauwe reigers vliegen klapwiekend voor de boeg weg, maken hoogte
boven het kanaal en duiken dan de bomenrij over de Garonne-vallei in. Maar de
zon is niet meer van de partij en wanneer we de laatste sluis in Ie Mas
d'Agenais uitvaren, vallen de eerste druppeltjes !!! Van timing gesproken.
Om elf uur meren we onze Buccaneer bij de achtersteven af en
leveren we niet een zwaar gemoed de sleuteltjes in. Maarten en Alexander zitten
er wat bedremmeld bij, wanneer de Audi weer volgestouwd wordt. Rond het
middaguur keren we het kanaal de rug toe, werpen nog een laatste blik achterom
en rijden zwijgend weg.
Om niet hypergestresseerd te moeten deelnemen aan de grote
uittocht van 15 augustus, planden we nog een rondrit in de Saint-Emilion streek.
Zover het oog reikt wijnvelden, de wijnranken keurig op rijen gepland, de velden
in geometrische patronen gerangschikt. Ook een bezoek aan de wijnstad zelf staat
op het programma en is meer dan de omweg waard met zijn indrukwekkende
monolithische kerk, die uit de kalkrotsen werd uitgehouwen en met zijn vele
pittoreske straatjes.
We overnachten in de bed & breakfast van Meneer en
mevrouw 'Poux', na een schitterende maaltijd in 'La Vieille Chappelle', een
magnifiek restaurant in een gewezen kapel temidden van de velden bij de oevers
van de Dordogne.
Zondag, 16 augustus
Het is zalig ontwaken in de oude wijnhoeve niet zijn dikke
muren, die de warmte doeltreffend buitenshuis houden. Bij het ontbijt vertelt
mevrouw 'Luis' ons honderduit over een vriendin- kunstenares uit Luik, die haar
prachtige wilde bloementuin al meermaals op het doek vereeuwigde. Na een korte
stop bij het restaurant van gisterenavond, waar Wim zijn foto- apparaat vergat,
gaat het tenslotte met een rustig gangetje van nog geen honderd per uur
huiswaarts.
Met in het achterhoofd de onuitwisbare beelden van het
idyllische Canal du Midi, de vele hilarische momenten, de zoektochten naar
restaurants, de fietsperikelen, de kolossale hoeveelheden wijn, de onaangeroerde
Baïse, de vredige Gers-streek en de verzengende hitte.
We legden 385 kilometer af (waarvan 65 op het 'Canal du
Midi', 210 op het 'Canal Latéral á la Garonne' en 110 op de Baïse) en
passeerden 112 sluizen (waarvan 103 enkele, 8 dubbele en 1 driedubbele).
Vorig jaar voeren we hier al in het Zuiden van Frankrijk, dit
jaar vervolledigden we onze tocht westwaarts op het "Canal des Deux
Mers" en volgend jaar zijn we weer van de partij.
|